De Cock en moord bij maanlicht Albert Cornelis Baantjer #45 De Cock en Vledder onderzoeken de moord op een Amsterdamse psychiater. Albert Cornelis Baantjer De Cock en moord bij maanlicht 1 Rechercheur De Cock van het aloude politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, leunde iets achterover en keek naar de inhoud van de vier laden van zijn bureau. De grillige accolades rond zijn mond verschoven tot een glimlach. In een enkele beweging van zijn beide handen duwde hij ze tegelijk met een klap dicht. Uit zijn borst ontsnapte een zucht van verlichting. De bodems van de diepe laden waren bijna in zicht. Het stemde hem tot voldoening. Het was in jaren niet voorgekomen. In de regel puilden de dossiers aan alle kanten zijn bureau uit… een gevolg van zijn onbedwingbare drang om mysterieuze moorden te willen oplossen… waar ook gepleegd. De grijze speurder had zich graag gestort op een geheimzinnige moord in het pittoreske Huizen. Daar was een jonge vrouw gevonden bij een afgelegen boerderij, liggend op haar buik en met een kogel in haar nek. Maar Vledder, zijn jeugdige assistent, had hem erop gewezen dat het Gooi niet tot zijn werkterrein behoorde en dat de gemeente Amsterdam hem geen salaris uitkeerde om zaken voor andere politiekorpsen op te lossen. Het was niet de gewoonte van De Cock om zich aan dergelijke argumenten te storen, daarvoor was hij te eigengereid, te veel geneigd om zijn eigen impulsen te volgen. Maar ernstige vermaningen van de Amsterdamse officier van justitie om eindelijk eens een reeks oude dossiers af te wikkelen, hadden hem doen capituleren. Het gevolg… de mysterieuze moord in Huizen vroeg nog steeds om een oplossing. Hij overwoog om toch eens contact op te nemen met zijn collega's daar. Vledder, zittend aan zijn bureau tegenover De Cock, schoof een blad met interne mededelingen van zich af en keek op. 'Onze info-groep meldt dat er alweer een sekte in ons district is neergestreken,' sprak hij nijdig. 'Laat ze ophoepelen. Wat hebben ze in die oude binnenstad te zoeken?' 'Waar zijn ze neergestreken?' 'In De Papieren Wereld aan de Prinsengracht.' De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Daar was toch vroeger een drukkerij?' Vledder knikte. 'De drukkerij van Gerard Koster.' De Cock schoof zijn onderlip naar voren. 'De Papieren Wereld… een kapitaal pand. Ik meen, dat wij er samen wel eens een onderzoek hebben gedaan.' Vledder glimlachte. 'Lang geleden… diefstal van stieplood.' 'Sinds wanneer zit die sekte daar?' 'Het pand schijnt al enkele jaren geleden door de sekte te zijn aangekocht. Het gebouw heeft inwendig een reeks veranderingen ondergaan. Er is nu een immense tempel en er zijn ruimten voor meditatie.' 'Wat is het voor een sekte?' 'Geen flauw idee.' 'Wat is de naam?' Vledder bukte zich naar het mededelingenblad. 'De Zoekers van Osiris,' las hij hardop. De Cock trok zijn neus iets op. 'De Zoekers van Osiris?' herhaalde hij vragend. 'Komt de sekte uit Egypte?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Volgens de info is de sekte kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zwitserland opgericht door ene Julian Schoten, een Belgisch arts. Enige jaren geleden is die overleden. Hij is opgevolgd door zijn zoon Christiaan Schoten.' De jonge rechercheur maakte een grimas. 'Hoe… eh, hoe kom je aan Egypte?' De Cock spreidde zijn handen. 'Osiris was een zeer populaire god in het oude Egypte.' Vledder grinnikte. 'Waar haal je die wijsheid vandaan?' De Cock glimlachte gevleid. 'Ik heb mij een tijdje voor de godsdienst in het oude Egypte geïnteresseerd. Het kwam door de afbeeldingen die ik eens zag van piramiden, sfinxen, sarcofagen, en het feit dat men zijn doden mummificeerde.' Vledder snoof. 'Voor mij geen reden om in hun godsdienst te duiken.' 'Voor mij wel,' sprak De Cock verontschuldigend. 'Ik ben op Urk geboren en heb nu eenmaal een lichte hang naar mystiek… contemplatief, beschouwend.' 'Hebben alle Urkers dat?' De Cock knikte. 'Zeker. Er bestaat nergens zoveel geloof… en zoveel bijgeloof als op Urk. Mijn oude moeder gelooft nog heilig dat de duivel zich soms in persoon aan ons manifesteert. Oude Urkers vertellen vol overtuiging van persoonlijke ontmoetingen met de duivel. Soms heeft hij connecties met kollen.' Vledder lachte. 'Kollen… wat zijn dat?' 'Mensen van wie geacht wordt dat zij over bovennatuurlijke krachten beschikken.' 'Aan de duivel ontleend?' 'Zoiets.' 'Wat weet jij van die god Osiris?' De Cock ademde diep. 'Hij was het symbool van het leven, dat zichzelf uit de dood verheft… een gedachtegoed dat de oude Egyptenaren koesterden. Denk maar aan de verering van de scarabee, een mestkevertje, als goddelijk symbool van de wedergeboorte. Osiris was ook de god van de stervende en herrijzende vegetatie… van de afnemende en wassende maan en van de overstromingen van de Nijl.' Vledder grijnsde. 'De man had het druk.' Het klonk profaan. De Cock negeerde de opmerking. 'Over de dood van Osiris,' ging hij gedragen verder, 'deden allerlei verhalen de ronde. Hij werd vermoord door zijn vijandige broer Seth. Toen Osiris door gezang van zijn vrouw, de godin Isis, weer tot leven kwam, doodde Seth Osiris opnieuw en sneed zijn lijk in veertien delen, die hij verspreid over heel Egypte begroef.' Vledder dacht even na. Daarna vroeg hij: 'Die sekte noemt zich De Zoekers van Osiris. Heb je enig idee waarom?' De Cock knikte. 'Volgens de mythe ging godin Isis na de dood van haar man op zoek naar de veertien lijkdelen, groef ze op en bracht Osiris opnieuw tot leven, waarna hij bij haar een zoon verwekte… de latere god Horus.' 'Een wonderlijk verhaal.' 'Toch was het de basis van een sterk geloof,' sprak De Cock plechtig. 'Afbeeldingen van moeder Isis met haar kind Horus op schoot waren over heel Egypte verspreid. De eredienst aan godin en moeder Isis heeft zich tot het jaar 552 na Christus gehandhaafd. Toen werd haar tempel op het eiland Philea, op last van keizer Justinianus gesloten.' Vledder grijnsde. 'En nu staat er een aan haar man gewijde tempel op de Amsterdamse Prinsengracht.' De Cock duwde de mouw van zijn colbert iets terug en keek op zijn horloge. Het was halfelf. 'Het is nu te laat, toch moeten we ons gezicht daar maar eens laten zien. Een praatje met de plaatselijke leiders van zo'n sekte is, vanuit ons vak bezien, vaak nuttig.' Vledder schudde zijn hoofd. 'Dat lijkt mij geen goed idee.' 'Waarom niet?' 'Je weet wat er gebeurde toen wij een paar jaar geleden een bijeenkomst wilden bijwonen van een man die De Profeet werd genoemd.' De Cock zwaaide afwerend. 'Dat was een andere…' De oude rechercheur stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: 'Binnen.' De deur gleed langzaam open en in de deuropening verscheen een knap ogende vrouw. De Cock schatte haar op achter in de dertig. Ze droeg een bruine, bolvormige hoed en een vormloze beige regenjas, die bijna tot haar enkels reikte. Een zwartlederen handtasje bungelde aan haar rechterarm. Aarzelend stapte ze naderbij. Voor het bureau van de grijze speurder bleef ze staan en keek hem onderzoekend aan. 'U bent rechercheur De Cock?' De oude rechercheur kwam uit zijn stoel omhoog. De vrouw maakte op hem een sympathieke indruk. Hij knikte traag. 'De Cock… met eh, met ceeooceekaa,' reageerde hij haast automatisch. Hij gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. 'Gaat u zitten,' sprak hij vormelijk. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?' De vrouw nam plaats, maakte de bovenste knoop van haar regenjas los en legde haar handtasje op haar schoot. Met trillende vingers knipte ze het tasje open en nam daaruit een zakdoekje met een gehaakte rand. Voorzichtig bette ze de regendruppels van haar gezicht. Water drupte van haar regenjas op de vloer. 'Het giet buiten,' sprak ze verklarend. 'En er staat een harde wind.' Haar stem klonk prettig. De Cock liet zich in zijn stoel terugzakken. 'Najaarsweer.' De vrouw knikte. 'Ik had eerst een taxi willen nemen, maar van de Kalkmarkt naar hier is niet zo ver.' Ze duwde het zakdoekje terug en knipte haar handtasje dicht. 'Ik ben Geertruida de Leeuw,' opende ze. 'Mijn eigen naam is Godefrood. Ik ben met De Leeuw getrouwd… Adriaan de Leeuw… al bijna twintig jaar.' Ze keek glimlachend op. 'Ze noemen mij Gré. Geertruida klinkt zo tuttig. Een goede kennis raadde mij aan om eens met u te gaan praten.' 'Waarover?' 'Mijn man.' 'Wat is er met uw man?' Geertruida de Leeuw antwoordde niet direct. Ze verschoof iets op haar stoel. 'Adriaan is bang.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Voor wie… voor wat?' Mevrouw De Leeuw zuchtte diep. 'Dat is het probleem. Adriaan wil er niet over praten… zegt dat er niets aan de hand is.' 'U denkt daar anders over?' Geertruida knikte nadrukkelijk. 'Er is wel wat aan de hand. Absoluut. Hij durft bijna de straat niet meer op.' Ze zweeg even. 'Vorige week was er een mooie uitvoering in het Concertgebouw onder leiding van Bernard Haitink. Muziek van Ludwig van Beethoven. Adriaan is bezeten van Beethoven. Vooral van zijn latere werk.' Er gleed een glans van vertedering over haar gezicht. 'We hebben elkaar tijdens de pauze van een concert van Beethoven leren kennen. Heel romantisch. Beiden in avondkleding. Mijn man heeft al zijn opera's, symfonieën en menuetten. Eerst op grammofoonplaten. Nu op cd. Vroeger sloeg hij geen concert van Beethoven over… voor geen goud.' 'En nu?' Geertruida de Leeuw schudde misnoegd haar hoofd. ' Ga maar alleen,’ zei hij. ‘Ik blijf thuis.' Het klonk verdrietig. 'Ik ben niet gegaan… alleen. Ik had er toch geen plezier aan beleefd.' 'Heeft uw man een fobie… pleinvrees?' Geertruida de Leeuw schonk De Cock een meelijwekkend lachje. 'Agorafobie… pleinvrees. Mijn man is psychiater. Als het een fobie was, dan had hij dat zelf wel onderkend. Dan had hij er ook met mij over kunnen praten of een collega kunnen consulteren, maar hij weigert elk gesprek over zijn angsten… met wie ook.' De Cock keek haar aan. Zijn hoofd iets schuin. 'U lijdt niet aan neuroses.' Geertruida de Leeuw reageerde scherp. 'Ik?' 'Ja.' 'Hoe bedoelt u?' 'Dat u bij uw man verschijnselen waarneemt, die er niet zijn.' De vrouw klemde haar dunne lippen opeen. 'Ik ken hem toch.' In haar stem trilde verdriet en wanhoop. 'Ik zei u al… ik ben bijna twintig jaar met hem getrouwd. Adriaan is bang. Hij vreest voor zijn leven. De enige reden waarom hij er niet over wil praten, is dat hij niet wil dat ik deelgenoot word van zijn angst.' 'Zegt hij dat?' Geertruida de Leeuw schudde haar hoofd. 'Ik voel het. Adriaan wordt door iets of iemand bedreigd… wezenlijk. Een bedreiging die hem lichamelijk en geestelijk aantast.' Ze liet haar hoofd zakken. Tranen vulden haar ogen. 'U moet hem helpen,' sprak ze snikkend, 'die angst bij hem wegnemen voordat het te laat is.' De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Hoe?' Geertruida de Leeuw keek hem smekend aan. 'Praat met hem. Misschien schenkt hij u het vertrouwen, dat hij mij onthoudt.' De Cock nam een kleine pauze en strengelde zijn vingers ineen. 'Wanneer merkte u bij uw man voor het eerst iets van die angst?' Geertruida de Leeuw antwoordde niet direct. Ze drong haar tranen terug. 'Veertien dagen geleden,' sprak ze weifelend. 'Adriaan nam mij zonder enige voorbereiding… zonder een gesprek vooraf… mee naar een bevriende notaris en liet een testament opmaken voor de langstlevende.' 'Er was voordien geen testament?' 'Nee.' 'Hebt u kinderen?' Het gezicht van Geertruida de Leeuw betrok. 'Een zoon… een probleemkind… onhandelbaar, agressief en verslaafd aan heroïne. Mijn man heeft hem een paar maanden geleden uit huis gezet.' De Cock keek haar strak aan. 'Houdt de angst van uw man wellicht verband met het gedrag van uw zoon?' Geertruida de Leeuw liet haar hoofd zakken. 'Ronald haat zijn vader. Hij heeft hem al eens met de dood bedreigd.' Toen Geertruida de Leeuw uit de recherchekamer was vertrokken, viel er een diepe stilte. Het was Vledder, die na enige tijd het zwijgen verbrak. 'Ga je echt met die man praten?' De Cock knikte. 'Ik heb het die vrouw beloofd.' Vledder grinnikte vreugdeloos. 'Dat is tijdverspilling. Bovendien is het zinloos. Dergelijke familietragedies komen in duizenden gezinnen voor. Dat is geen taak voor ons. Daarvoor zijn hulpverleners, sociaal werkers… invoelende mannen met baarden en geitenwollen sokken.' Het klonk spottend. De Cock schudde zijn hoofd. 'Die vrouw,’ sprak hij geduldig, 'komt in haar ellende en wanhoop naar mij. Wie weet hoeveel moeite het haar heeft gekost om die stap te doen. Wat had ik haar dan moeten zeggen… dag, dag, zoek je heil maar elders?' De stem van de oude rechercheur trilde van emotie. Vledder zuchtte diep. 'Het is toch te zot,' riep hij fel, 'dat ik jou, als oude rechercheur, moet zeggen wat je taak is? Wij komen voortdurend in de problemen omdat jij je bemoeit met zaken die ons niet aangaan.' De Cock streek met zijn vlakke rechterhand over zijn breed gezicht. 'Je moet in ons beroep niet alleen je verstand laten spreken, maar ook je hart. Mevrouw De Leeuw lijdt onder de angst van haar man. Misschien dat een simpel gesprek verhelderend werkt. Als we de oorzaak kennen… weten waarom die man van angst is vervuld… kunnen we wellicht oplossingen aandragen.' Vledder snoof. 'Tegen een onhandelbare, agressieve en aan de heroïne verslaafde zoon bestaan geen remedies.' De Cock zweeg. Hij had geen zin om de conversatie voort te zetten. Soms was een generatiekloof, zo besefte hij pijnlijk, niet te overbruggen. Ook Vledder zweeg. Wellicht om dezelfde reden. De defecte tl-buis boven hun hoofd zoemde en buiten in de regen zong een dronken sloeber een lied van een verloren liefde. De Cock keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de recherchekamer. Het was bijna elf uur. Hij dacht aan het glas met chocolademelk, thuis, in de magnetron. De dienst zat er bijna op. Opeens rinkelde de telefoon op zijn bureau. Het klonk luider en scheller dan gewoonlijk. Vledder boog zich voorover, nam de hoorn op en luisterde. De Cock monsterde de expressie op het gelaat van zijn jonge collega en zag hoe de kleur uit zijn wangen wegtrok. Vledder legde de hoorn op het toestel terug. Zijn rechterhand trilde en zijn tong gleed langs zijn droge lippen. 'Het… eh, het was mevrouw De Leeuw,' stamelde hij ontzet. 'En?' 'Ze meldt de dood van haar man. Ze vond hem toen ze van ons terugkwam… op de Kalkmarkt, liggend op zijn buik, aan de walkant schuin tegenover de deur van hun huis.’ 'Vermoord?' " Vledder knikte traag. 'Hij heeft een schotwond in zijn nek.' 2 In de hal boog De Cock zich even over de balie en vroeg aan Jan Kusters of hij de meute wilde waarschuwen. De wachtcommandant keek hem verwonderd aan. 'De meute,' vroeg hij verrast, 'is er een moord?' De Cock knikte. 'Kalkmarkt.' 'Heb je nog assistentie nodig?' De oude rechercheur schudde zijn hoofd én verliet het politiebureau. Vledder volgde in zijn kielzog. Ze liepen vanuit de Warmoesstraat via de Lange Niezel, de Korte Niezel en de Storm- die bij de behandeling van een moord moeten opdraven steeg naar de Binnen Bantammerstraat. Felle regen spatte vanaf het asfalt omhoog. De Cock trok de kraag van zijn regenjas tot hoog in zijn nek en schoof zijn oude hoedje ver naar voren. De gedachte aan de wachtende chocolademelk verdween. De smalle straten in de oude binnenstad waren bijna geheel verlaten. Het gure, regenachtige weer had de seksbusiness verlamd. Slechts een enkele genotzoeker vond zijn weg naar de Wallen met verveelde, luierende hoertjes, schaars gekleed in etalages vol barmhartig rood licht. Toen ze vanuit de Binnen Bantammerstraat de Oude Waal op liepen, joeg een harde wind de regen striemend in hun gezicht. De Cock greep beschermend naar zijn hoedje. Vledder, naast hem, bromde een verwensing en maande De Cock tot een hoger tempo. De grijze speurder keek even verstoord op en volhardde tot ongenoegen van de jonge rechercheur in zijn trage, slome slenterpas. Op de Kalkmarkt, in het licht vanuit haar open huisdeur, stond mevrouw De Leeuw. Ze droeg nog haar bruine bolvormige hoed en beige regenjas. Toen ze de rechercheurs in het vizier kreeg, slofte ze naar de walkant en bleef staan bij een met een blauwe deken bedekt lichaam. De Cock en Vledder slenterden naderbij. Mevrouw De Leeuw keek de oude rechercheur uiterlijk onbewogen aan. 'Ik heb hem maar toegedekt,' sprak ze bezorgd. 'Hij werd zo nat.' De Cock knikte begrijpend. Hij trok de pijpen van zijn pantalon iets op en hurkte bij de dode neer. Langzaam vouwde hij de blauwe deken iets terug. In de nek van de dode, enkele centimeters onder zijn kalende kruin, was duidelijk een schotwond zichtbaar. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het licht langs de wond glijden. Aan de wondranden ontdekte hij resten van kruitslijm. De oude rechercheur vroeg zich af of de kogel het hoofd aan de voorzijde weer had verlaten, maar onderzocht dat niet. Hij keek naar de armen van de dode, die, eindigend in geklauwde handen, bijna gestrekt langs het hoofd lagen. Het beeld was hem vertrouwd. Het was niet de eerste keer dat hij met een slachtoffer van een nekschot werd geconfronteerd. Het wekte zijn ergernis. Deze vernederende vorm van liquidatie was hem een gruwel. Met het licht van zijn zaklantaarn als strijklicht zocht hij in de directe omgeving van de dode naar een huls. Die was er niet. De Cock vouwde de blauwe deken weer over het achterhoofd van de dode en kwam zwaar ademend omhoog. Zijn knieën kraakten. Hij ging naast mevrouw De Leeuw staan en gebaarde voor zich uit. 'Zijn angst was gegrond,' sprak hij somber. Mevrouw De Leeuw beet op haar onderlip. 'Dat wist ik,' verzuchtte ze. 'Ik heb daar nooit een moment aan getwijfeld. Ik had hem vanavond ook niet alleen moeten laten. De moordenaar moet hebben gezien dat ik het huis verliet. Het was voor hem het moment dat hij kon toeslaan.' De Cock wees opnieuw naar de dode. 'U vond hem direct?' Mevrouw De Leeuw schudde haar hoofd. 'Toen ik na mijn bezoek aan uw bureau op de Kalkmarkt terugkwam, stond de deur van ons huis net zo open als nu. Ik besefte onmiddellijk dat er iets moest zijn gebeurd. In zijn werkkamer brandde licht, maar daar was hij niet. Toen ik hem thuis niet kon vinden, ben ik naar buiten gegaan. Het regende op dat moment niet. Het licht van een haast volle maan streek over de Kalkmarkt. Het was maar even. Misschien enkele seconden. Toen was het maanlicht weer weg… verdwenen achter een donkere wolk.' Mevrouw De Leeuw knikte voor zich uit. 'Die enkele seconden waren voldoende.' 'U zag hem liggen?' vroeg De Cock overbodig. Mevrouw De Leeuw knikte traag. 'Tot mijn eigen verbazing raakte ik niet in paniek. Een verdovend, kalmerend gevoel van berusting kwam over mij. Ik wist dat er niets meer te redden viel. Ik ben heel langzaam naar hem toe gelopen en heb mijn hand tegen zijn wang gehouden. Die voelde nog warm aan. Ik herinner mij, dat ik even zijn naam heb gepreveld… Adriaan… Adriaan… alsof hij mij nog horen kon. Het begon toen weer te regenen. Ik heb een deken uit huis gehaald en hem toegedekt. Daarna heb ik u gebeld.' De Cock wreef met zijn vlakke hand de regendruppels van zijn gezicht. 'Bezat uw man een vuurwapen?' 'Nee. Adriaan gruwde van geweld.' 'Hebt u thuis sporen van een worsteling waargenomen?' Mevrouw De Leeuw schudde haar hoofd. 'De moordenaar,' sprak ze zacht, 'moet mijn man hebben gedwongen om mee naar buiten te gaan. Daar heeft hij hem neergeschoten.' 'Verwachtte uw man bezoek?' Mevrouw De Leeuw trok haar schouders iets op. 'Niet dat ik weet. Ik bedoel, hij heeft mij niet gezegd dat hij bezoek verwachtte.' 'Wist uw man dat u het plan had opgevat om mij in te schakelen?' Mevrouw De Leeuw liet haar hoofd iets zakken. 'Ik heb Adriaan gezegd dat ik even op bezoek ging bij een vriendin van mij. Die woont hier vlakbij, aan de Binnenkant.' 'Een leugen?' Mevrouw De Leeuw knikte. 'Ik had geen keus. Als ik Adriaan had verteld dat ik u van zijn angsten wilde vertellen, dan had hij mij dat beslist verboden.' De Cock reageerde niet. Hij zag de wagen van de fotograaf naderen en gaf Vledder een wenk. Vertrouwelijk legde hij zijn rechterhand op de schouder van mevrouw De Leeuw. 'Mijn collega gaat met u mee naar huis. Ik kom straks nog even met u praten.' Bram van Wielingen parkeerde zijn auto aan de rand van het trottoir. De fotograaf stapte uit en pakte zijn aluminium koffertje met attributen van de achterbank. Hoofdschuddend slofte hij op De Cock toe. 'Waarom kom jij altijd met werk als ik op het punt sta om naar huis te gaan?' De Cock krabde zich achter in zijn nek. 'Noodlot.' Bram van Wielingen zette zijn koffertje op de straat en pakte zijn Hasselblad. 'Wat wil je?' vroeg hij opkijkend. De Cock gebaarde naar de dode. 'Een plaatje met die blauwe deken en de rest zonder. Een overzicht van de Kalkmarkt met dat licht uit die open deur. Als je klaar bent, leg dan de deken weer terug. Zijn vrouw wil niet dat hij nat wordt.' Bram van Wielingen trok een grijns. 'En verder?' 'Wachten tot de lijkschouwer is geweest. Ik wil ook een foto van zijn gezicht.' 'Weet je nog niet wie hij is?' De Cock knikte. 'Adriaan de Leeuw, tot voor kort… ik bedoel bij leven… psychiater.' Het klonk cynisch. 'Ik vermoed,' ging hij verder, 'dat de kogel in zijn nek zijn hoofd aan de voorzijde weer heeft verlaten. Begrijp je… daarom… straks… een foto van zijn gezicht.' Het gezicht van de fotograaf versomberde. 'Mag dat ook morgenochtend… voor de sectie?' De Cock knikte met een zucht. Bram van Wielingen had altijd haast. 'Oké,' sprak hij berustend, 'morgen voordat dokter Rusteloos zijn mes erin zet.' De oude rechercheur stak zijn wijsvinger omhoog. 'Neem dan ook een man van de technische dienst mee. Er zit kruitslijm op de rand van de wond. De moordenaar moet de loop van zijn vuurwapen vrijwel op de huid hebben gezet toen hij de trekker overhaalde.' 'Een executie?' De Cock trok zijn gezicht strak. 'Precies. Alleen, de staat heeft de doodstraf afgeschaft.' De oude rechercheur draaide zich om. Vanuit de Prins Hendrikkade naderde dokter Den Koninghe. Achter de kleine lijkschouwer volgden twee levensgrote broeders van de Geneeskundige Dienst. Een brancard tussen hen in. Terwijl het flitslicht van de Hasselblad fel oplichtte, liep De Cock op hem toe. De grijze speurder koesterde sinds lang een bijzondere genegenheid voor de excentrieke lijkschouwer met zijn ouderwetse grijze slobkousen onder een deftige streepjesbroek, zijn stemmig zwart jacquet en zijn verfomfaaide groen uitgeslagen garibaldihoed. De oude rechercheur drukte hem hartelijk de hand. 'Moet u geen jas aan,' vroeg hij bezorgd. 'Of een paraplu?' Dokter Den Koninghe schudde zijn hoofd. Door zijn brilletje met metalen montuur keek hij naar de oude rechercheur op. 'Je bent weer laat,' gromde hij. 'Mijn dienst zat er bijna op.' De Cock schoof de mouw van zijn regenjas iets terug. 'Het is kort voor middernacht,' sprak hij nonchalant. 'Ons resten nog enkele minuten voor officieel het spookuur begint.' Het was als een grapje bedoeld. De kleine lijkschouwer reageerde geprikkeld. 'Alleen neuroten geloven in spoken,' sprak hij bits. De Cock liet het onderwerp rusten. Hij wuifde tot afscheid naar Bram van Wielingen, die met zijn aluminium koffertje aan de hand naar zijn auto terugliep. Daarna slofte De Cock voor dokter Den Koninghe uit naar de walkant. 'Zo hebben wij hem aangetroffen. Die deken heeft zijn vrouw over hem heen gelegd.' 'Zijn vrouw?' De Cock knikte. 'Het slachtoffer woont… woonde hier tegenover. Hij moet uit zijn huis zijn gelokt of ontvoerd en hier kil afgemaakt.' Dokter Den Koninghe bukte bij de dode neer en trok de deken weg. Daarna wenkte hij een van de broeders naderbij. Voorzichtig kantelden ze de dode van zijn buik op zijn rug. Op het voorhoofd van het slachtoffer, iets boven zijn linkerwenkbrauw, was een uitschotwond. De kleine lijkschouwer deed het rechterooglid even open en drukte het weer toe. Dokter Den Koninghe nam de tijd. Het onderzoek duurde langer dan De Cock van hem gewend was. Eerst na een tijdje kwam hij overeind, nam zijn bril af, pakte zijn pochet uit het borstzakje van zijn jacquet en poetste zijn glazen. Het was een gewoontegebaar. In de stromende regen had de handeling geen enkele zin. 'Hij is dood,' sprak hij laconiek. De Cock knikte. 'Dat had ik al begrepen.' De dokter gebaarde in de richting van de dode. 'Nog niet zo lang. Ik schat ruim een uur. Het lichaam is nog warm en hier buiten in de koude regen zakt de temperatuur snel.' De lijkschouwer duwde zijn pochet in zijn borstzakje terug. 'Let op zijn verwondingen. De in- en uitschotverwondingen liggen exact verticaal. Het schot is iets schuin naar voren gericht. De schutter moet bijna op zijn rug hebben gezeten toen hij het schot afvuurde. Misschien heb je er iets aan bij je onderzoek.' Hij wees opnieuw naar de dode. 'En dan nog iets; hij heeft een ketting om zijn nek met iets eraan.' Dokter Den Koninghe draaide zich om en liep van De Cock weg. 'Bonjour,' riep hij vrolijk. 'En groet in het komende uur de spoken.' 'Bonjour,' reageerde De Cock benepen. Hij keek dokter Den Koninghe met gemengde gevoelens na. In de regel was de kleine lijkschouwer niet zo opgewekt. De oude rechercheur gaf de broeders een wenk. Ze kwamen naderbij en legden het lichaam van Adriaan de Leeuw op de brancard. Voorzichtig drapeerden ze een laken over hem heen, klapten het canvas terug en sjorden de riemen vast. Het ging rustig, bijna automatisch, in een koele routine. Zacht wiegend droegen ze hem naar de ambulancewagen, schoven hem naar binnen en sloten de deuren. De Cock keek de wagen na tot hij om de hoek van de Prins Hendrikkade uit het zicht verdween. Onderwijl bepeinsde hij hoe vaak hij het afvoeren van een slachtoffer had nagestaard. Hoewel zijn vermoeide hersenen het antwoord niet gaven, sjokte hij, vervuld van die gedachte, naar de open deur. Mevrouw De Leeuw had zich van haar hoedje en mantel ontdaan. Ze droeg een nauwsluitende donkerbruine rok met daarop een licht bruine blouse, die de vorm van haar buste accentueerde. Ze leek nu jonger dan de schatting die De Cock aanvankelijk had gedaan. Toen de oude rechercheur de woonkamer binnenkwam, keek ze vanuit haar fauteuil omhoog. 'Is hij weg?' vroeg ze kort. De Cock knikte. 'De broeders van de Geneeskundige Dienst brengen hem naar Westgaarde.' Hij zweeg even. 'Kent u iemand die zijn begrafenis kan regelen?' Geertruida de Leeuw klemde haar lippen opeen. 'Dat kan ik zelf wel.' De Cock liep aan haar voorbij en ging in een fauteuil tegenover haar zitten. 'Weet u waar uw zoon zich bevindt?' Geertruida trok haar schouders op. 'Vermoedelijk in een of ander kraakpand. Volgens mij heeft hij geen vast adres.' De Cock knikte begrijpend. 'Dat laat ik wel uitzoeken. Had uw man als psychiater veel patiënten?' De vrouw vouwde haar handen in haar schoot. 'Mijn man,' sprak ze kalm, 'was een goed vakman. U kunt dat bij collega's informeren. En zijn patiënten droegen hem op handen. Hij was geduldig en nam de tijd. Verschijnselen van stress, depressies en fobieën ontstaan niet in een enkel moment. Het is een geleidelijk proces. Het vergt ook een langdurige behandeling om de patiënt te genezen.' 'Uw man was vertrouwensman van velen?' 'Zeker.' 'Kende tal van geheimen?' 'Absoluut.' 'Wie voerde zijn administratie?' Geertruida tikte met de wijsvinger van haar rechterhand op haar borst. 'Ik. Van elke patiënt hield ik een dossier bij… op basis van de aantekeningen die mijn man tijdens de behandeling had gemaakt.' De Cock glimlachte. 'Dus u kent die geheimen ook.' De vrouw keek hem wantrouwend aan. 'Wat wilt u daarmee zeggen?' De Cock zuchtte. 'Als uw man omwille van een of ander geheim werd vermoord… dan is ook uw leven in gevaar.' Geertruida stak haar kin iets naar voren. 'Ik voel geen angst.' De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Hebt u enig idee waarom uw man werd vermoord?' De vrouw schudde haar hoofd. 'Ik kende en ken de reden van zijn angst niet en ik begrijp niet waarom men een zachtmoedig man als mijn Adriaan naar het leven staat. Het moet de daad zijn van een ziekelijk brein.' 'Een patiënt?' Geertruida gleed met de toppen van haar vingers langs haar voorhoofd. 'Ik kan mij geen patiënt van mijn man indenken, die tot zoiets in staat is.' De Cock glimlachte haar toe. 'Wilt u over dit aspect de komende dagen nog eens uw gedachten laten gaan?' vroeg hij vriendelijk. 'En als uw zoon zich meldt, laat mij het weten.' De oude rechercheur kwam uit de fauteuil overeind. 'Uw man droeg iets aan een ketting om zijn hals?' Geertruida knikte. 'Isisbloed.' De Cock liet zich in zijn fauteuil terugvallen. 'Isisbloed?' herhaalde hij verrast. Geertruida knikte opnieuw. 'Een amulet in de vorm van een magische knoop. Het is een teken van leven en heil. De dode die het aan zijn hals draagt, zal door de godin Isis worden beschermd.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Geloofde uw man daarin?' Geertruida stak haar beide handen met gespreide vingers vooruit. 'Onvoorwaardelijk. Hij was lid van de Zoekers van Osiris.' 3 Op het Stationsplein stapte De Cock uit een overvolle tram, blikte even om zich heen naar mogelijke zakkenrollers en slofte toen in de stroom reizigers naar het brede trottoir van het Damrak. Het regende niet meer, maar een harde wind deed de vlaggen op de steigers van de rondvaartboten klapperen en de oude bomen aan de walkant boden tevergeefs weerstand om het behoud van hun laatste bladeren. De oude rechercheur voelde zich fit. Aanvankelijk had hij de slaap niet kunnen vatten. De vreemde dood van de psychiater had zijn gedachten beheerst. Gedreven door een plotselinge ingeving, had hij na enige tijd de telefoon op zijn nachtkastje gegrepen en had hij commissaris Buitendam van de moord verwittigd. Daarna was hij met een gerust gevoel in slaap gesukkeld. Een korte nachtrust had zijn geest verkwikt. Voor een aanstormende tram van lijn 9 stak hij in een koddige sprint de rijbaan van het Damrak over en keek op de rand van het trottoir hijgend om. Als ik nog eens word doodgereden,' mompelde hij binnensmonds, 'is het door lijn 9.' Hij drong de sombere gedachte terug en wandelde naar de Warmoesstraat. Toen hij de hal van het politiebureau binnenstapte, wenkte Jan Kusters hem vanachter de balie. De Cock liep op hem toe en keek hem argwanend aan. 'Nog meer narigheid?' De wachtcommandant negeerde de opmerking. 'Wees voorzichtig met de moord op die psychiater,' sprak hij ernstig. De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Waarom?' 'Die Adriaan de Leeuw was een belangrijk man… belangrijker dan jij misschien vermoedt. Hij had als psychiater zelfs ministers onder behandeling.' 'Hoe weet je dat?' 'Jongens van mijn ploeg hebben dikwijls wagens van belangrijke ministers bij zijn praktijkruimte zien staan.' De Cock grijnsde. 'Dat verbaast mij niets. Als minister moet men in ons landje wel een beetje een neuroot zijn.' Jan Kusters trok een verongelijkt gezicht. 'Ik waarschuw je alleen maar.' De Cock liep van hem weg en besteeg de stenen trappen naar de tweede etage. Nadat hij de deur van de grote recherchekamer achter zich had gesloten, wierp hij zijn hoedje naar de kapstok. Daarna trok hij zijn regenjas uit en raapte zijn hoedje van de grond. Vledder liet zijn rappe vingers even rusten op het toetsenbord van zijn elektronische schrijfmachine. 'Je bent laat,' riep hij bestraffend. De Cock knikte gelaten. 'Oude mensen,' gniffelde hij, 'hebben veel slaap nodig.' 'De commissaris heeft al naar je gevraagd. Toen ik hier om kwart over achten de recherchekamer binnenstapte, was hij er al… opgewonden, nerveus… vroeg of wij al resultaten hadden geboekt.' 'Waarmee?' 'De moord op die psychiater.' De Cock grinnikte vreugdeloos. 'Die vent is gek.' Vledder knikte gedwee. 'Dat mag je denken… maar zeg het hem niet.' Commissaris Buitendam, de lange, statige chef van het politiebureau aan de Amsterdamse Warmoesstraat, wenkte met een slanke hand naar de stoel voor zijn bureau. 'Ga zitten, De Cock,' sprak hij geaffecteerd. 'Ik wil met je praten.' Tegen zijn gewoonte in nam De Cock plaats. Wanneer commissaris Buitendam hem ontbood, bezag hij hem steeds met argwaan. Hij had geen hekel aan zijn commissaris. Dat niet. Zolang de politiechef de gang van zaken ongemoeid liet, was de verhouding zelfs vriendschappelijk te noemen. De botsingen ontstonden wanneer de commissaris, meestal onder druk van de officier van justitie, meende dat het gedrag van De Cock enige correctie behoefde. Eerst dan werd de grijze speurder opstandig en onhandelbaar en soms zelfs onredelijk. De vrijheid om bij onderzoeken naar eigen inzicht te handelen, was hem dierbaar. Elke beknotting van die vrijheid beschouwde hij als een aantasting van zijn persoon, een blaam op zijn kundigheid als rechercheur. De Cock keek zijn chef achterdochtig aan. 'Waarover?' Commissaris Buitendam glimlachte beminnelijk. 'De moord op psychiater Adriaan de Leeuw. Ik ben je dankbaar, dat je mij vannacht onmiddellijk hebt ingelicht. Mij bereikten in de loop van de vroege morgen al verontruste berichten.’ 'Van wie?' Buitendam aarzelde. 'Daar kan ik mij niet over uitlaten. In bepaalde Haagse regeringskringen bestaat de vrees, dat de vermoorde psychiater over vertrouwelijke gegevens beschikte, die het landsbelang raken.' 'En?' Buitendam strekte zijn beide handen. 'Als nu, na zijn dood, die gegevens openbaar worden, kan dat verstrekkende gevolgen hebben.' De Cock veinsde onbegrip. 'Voor wie?' Commissaris Buitendam gebaarde voor zich uit. 'Voor de posities van bepaalde ministers in het kabinet. Er bestaat een redelijk vermoeden dat de psychiater omwille van die vertrouwelijke gegevens werd vermoord… dat ze door die geweldsdaad in het bezit zijn gekomen van lieden, groeperingen, die er mogelijk misbruik van zullen maken.' De Cock knikte. 'Met die mogelijkheid zullen Vledder en ik rekening houden.' Buitendam kuchte. 'Er is besloten dat bij het onderzoek naar de moord op de psychiater De Leeuw leden van de BVD, de Binnenlandse Veiligheids Dienst, worden ingeschakeld.' De Cock sprong van zijn stoel op. 'De BeeVeeDee?' Het was alsof hij een vies woord uitsprak. Commissaris Buitendam knikte traag. 'De BeeVeeDee.' De Cock keek hem verbijsterd aan. 'En daarin hebt u toegestemd?' Commissaris Buitendam maakte een afwerend gebaar. 'Ik… eh,' antwoordde hij weifelend, 'ik had geen motieven om dat tegen te gaan.' De Cock snoof. 'Als de BeeVeeDee mij voor mijn voeten loopt,' riep hij woedend, 'ga ik schoppen.' De oude rechercheur ademde diep. 'En als u geen motieven kent om de BeeVeeDee buiten mijn onderzoek te houden, dan vind ik ze wel.' Commissaris Buitendam strekte zijn rug. 'Ik,' riep hij getergd, 'ik bepaal hoe het onderzoek naar de dood van de psychiater zal verlopen. En wie daaraan deelnemen.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Zolang ik als rechercheur aan de Warmoesstraat ben verbonden, hebt u dat nooit gedaan. Terecht. Daarvoor mist u ook de benodigde kwaliteiten.' Commissaris Buitendam kwam van zijn stoel overeind. Zijn gezicht en nek zagen vuurrood. Zijn lippen trilden en zijn ogen flikkerden kwaadaardig. Hij strekte zijn rechterarm naar de deur. 'Eruit.' De Cock ging. Vledder reageerde verbaasd. 'Waarom de BeeVeeDee?' De Cock maakte een hulpeloos gebaar. 'Vanwege die ministers die de psychiater bezochten. In Den Haag is men nu bang dat die ministers tijdens de behandeling… bewust of onbewust… geheime staatszaken hebben onthuld.' Vledder duimde over zijn schouder. 'Die geheimen moeten dan in de dossiers van de psychiater zijn terug te vinden.' De Cock knikte. 'En mevrouw De Leeuw kent de inhoud van die dossiers. Ik had de commissaris willen voorstellen, dat de BeeVeeDee de bescherming van mevrouw De Leeuw op zich zou nemen en het onderzoek naar de moord aan ons zou overlaten, maar ik kreeg geen kans. Buitendam werd kwaad en stuurde mij zijn kamer af.' 'Nadat jij hem had getergd.' De Cock reageerde niet. Vledder spreidde zijn handen. 'De BeeVeeDee kan toch heel simpel alle dossiers van de psychiater onder zich nemen?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Daar voel ik niet veel voor,' antwoordde hij geprikkeld. 'Als het motief voor de moord op psychiater De Leeuw bij een andere patiënt ligt… geen minister met geheimen… dan kom ik daar later nooit meer achter. De BeeVeeDee geeft geen gegevens prijs.' De oude rechercheur zuchtte. 'Ik ga straks nog eens praten met Buitendam… als zijn woede is bekoeld. Het lijkt mij het beste, dat de BeeVeeDee alleen de dossiers van de betrokken ministers uit de administratie van de psychiater verwijdert. Als die er nog zijn.' 'Hoe bedoel je?' De Cock grijnsde. 'Als psychiater Adriaan de Leeuw omwille van bepaalde staatsgeheimen werd vermoord, dan zijn de dossiers van de betrokken ministers nu in handen van de moordenaar… of van zijn opdrachtgever.' Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'Ik zie geen problemen,' sprak hij achteloos. 'We kunnen toch gewoon mevrouw De Leeuw bellen en haar vragen of de dossiers van de ministers er nog zijn? Dan weten we of de dood van de psychiater mogelijk verband houdt met onthullende staatsgeheimen.' Het klonk sarcastisch. De Cock gebaarde naar de telefoon. 'Probeer het eens.' Vledder plukte uit de binnenzak van zijn colbert een notitieboek en draaide het telefoonnummer. De Cock beluisterde hoe zijn jonge collega het gesprek met mevrouw De Leeuw voorzichtig inleidde. Al na enkele seconden legde Vledder de hoorn met een somber gezicht op het toestel terug. De oude rechercheur keek hem vragend aan. 'En?' Zijn jonge collega maakte een grimas. 'Ze zegt, dat haar man geen ministers onder zijn patiënten had.' De Cock glimlachte fijntjes. 'Ik had dat antwoord verwacht.' 'Waarom?' 'Beroepsethiek… voor een psychiater is de privacy van zijn patiënten onschendbaar. Ik wist vrijwel zeker, dat mevrouw De Leeuw zich daaraan… ook na de dood van haar man… zou houden.' 'En als de BeeVeeDee de dossiers opeist?' De Cock glimlachte. 'De ethiek van de BeeVeeDee is de onze niet.' 'Je bedoelt?' 'Zij zullen zich niet om de bezwaren van mevrouw De Leeuw bekommeren.' Vledder verzonk in gepeins. 'We zitten weer midden in een wespennest,' verzuchtte hij na een poosje. 'Waarom raken wij altijd in van die bizarre zaken verwikkeld?' De Cock reageerde niet. 'Hoe laat is de sectie?' 'Vanmiddag om twee uur. Dokter Rusteloos was vanmorgen bezet.' De jonge rechercheur keek op. 'Verwacht je er iets van?' De Cock schudde zijn hoofd. 'De medulla oblongata, het verlengde merg, is door het schot verwoest. Een vrijwel onmiddellijke dood.' De oude rechercheur streek met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Jaren geleden vroeg ik tijdens een sectie eens aan dokter Sluijter, de patholoog-anatoom die in verband met vakanties dokter Rusteloos verving, waar volgens hem de ziel van de overledene had gehuisd. Hij wees toen naar het verlengde merg… volgens hem het meest vitale lichaamsdeel van de mens. Het was voor mij een…' De Cock stokte. Er werd op de deur van de recherchekamer geklopt en Vledder riep: 'Binnen.' De deur ging langzaam open en in de deuropening verscheen een lange, magere man met een scherp, hoekig gelaat. De Cock schatte hem op achter in de dertig. Hij droeg een zwarte regenjas, waaronder een strook van een wit gewaad stak. In een trage tred kwam hij naderbij en bleef voor het bureau van De Cock staan. De oude rechercheur kwam uit zijn stoel overeind. 'U bent,' sprak de man plechtig, 'de overheidsdienaar die de overgang van onze broeder Adriaan de Leeuw begeleidt?' De oude rechercheur keek de man onbewogen aan. 'Ik ben rechercheur De Cock, met eh, met ceeooceekaa.' Hij gebaarde voor zich uit. 'En dat is mijn jonge collega Vledder. Wij begeleiden niet de… eh, de overgang van de heer De Leeuw, maar behandelen de moord, die op hem is gepleegd.' De man glimlachte zwakjes. 'Laat ik mij aan u voorstellen,' sprak hij vriendelijk. 'Ik ben Cornelis Bervoets, Nederlander van geboorte, maar beter bekend als Mycerius, mijn religieuze naam. Ik ben sinds kort de leider van de Hollandse tak van de Zoekers van Osiris.' 'Ik dacht dat Christiaan Schoten de sekte leidde?' 'Die resideert nu in Zwitserland.' De Cock gebaarde naar de stoel naast zijn bureau. 'Gaat u zitten.' Cornelis Bervoets knoopte zijn regenjas los. Traag, met precieze bewegingen. De prachtige brede ceintuur en de strakke ronde kraag van zijn gewaad, beide getooid met fonkelende edelstenen, werden zichtbaar. De sekteleider trok de panden van zijn regenjas van zijn zitvlak en nam plaats. 'Broeder Mentoehotep,' begon hij zalvend, 'droeg tijdens het moment van zijn overgang het Isisbloed. Ik wil u vriendelijk verzoeken om…' De Cock liet zich weer in de stoel achter zijn bureau zakken en onderbrak hem. 'Wie is broeder Men-toe-ho-tep?' Cornelis Bervoets glimlachte opnieuw. 'De heer Adriaan de Leeuw werd bij ons gedoopt tot broeder Mentoehotep, de vernieuwer.' 'De vernieuwer? Cornelis Bervoets knikte. 'De naam Mentoehotep is zeer toepasselijk. Hij bracht nieuw licht in vele dwalende, duistere, zieke en verstoorde hersenen.' 'Hij was psychiater.' De sekteleider bracht zijn beide handen naar voren en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar. Onverstoord ging hij verder. 'Bij zijn doop hebben wij Mentoehotep met het Isisbloed omhangen. "Uw bloed behoort u toe, o, Isis." Ik wil hem het Isisbloed teruggeven.' 'De amulet?' Cornelis Bervoets leek zichtbaar ontdaan. 'Amulet… een profaan woord voor zoiets heiligs als het Isisbloed.' De Cock grinnikte vreugdeloos. 'Dat ding hangt om zijn dode nek in het sectielokaal op Westgaarde. Hij heeft het dus al. Hoe wilt u het hem dan teruggeven?' Cornelis Bervoets schonk hem een meelijwekkend lachje, en beantwoordde de vraag niet direct. 'Mentoehotep is niet dood.' De Cock kon een glimlach niet onderdrukken. 'Onze lijkschouwer dacht daar anders over.' Cornelis Bervoets schudde zijn hoofd. 'De dood is niet absoluut… geen einde, maar een nieuw begin. Leven komt voort uit de dood.' De sekteleider kwam van zijn stoel overeind. Hij strekte zijn armen in een weids gebaar. 'Sta op, verhef u, Osiris!' Zijn stem galmde langs de kale wanden van de grote recherchekamer. 'Zie, ik — uw lijfelijke zoon Horus — ben gekomen om u het leven terug te geven, om uw beenderen te verzamelen en uw ledematen aaneen te voegen. Ik ben Horus, die zijn vader vormt, uw zoon en wreker, die u met zijn oog tot het bestaan terugroept. Horus opent u de mond! Hij geeft u ogen om te zien, oren om te horen, voeten om te lopen, handen om te doen.' Cornelis Bervoets zakte op zijn stoel terug. Zijn toespraak had hem zichtbaar vermoeid. 'Zoekers van Osiris,' verzuchtte hij, 'sterven niet.' De Cock knikte begrijpend. 'Ze vernieuwen.' Cornelis Bervoets keek hem dankbaar aan. 'Ieder mens kan zijn Ka… zijn persoonlijkheidsaspect, dat hem of haar tijdelijk heeft verlaten, hervinden en vernieuwen. Daarvoor is sterven niet noodzakelijk. Door meditatie is een verloren Ka terug te winnen.' 'Daarvoor dient uw tempel op de Prinsengracht.' Cornelis Bervoets knikte. 'Een geheiligde plek.' De sekteleider spreidde opnieuw zijn armen. 'Maar een ultieme loutering geschiedt via het proces dat u "dood" noemt.' 'Zoals bij Adriaan de Leeuw?' Cornelis Bervoets knikte nadrukkelijk. 'Mentoehotep is niet dood. Hij leeft en wij willen hem weer met het Isisbloed omhangen.' De sekteleider liet zijn hoofd iets zakken. 'Soms zijn de mensen bang,' sprak hij verdrietig, 'om de vernieuwing zelf tot stand te brengen. Ze hebben een sterk verlangen naar vernieuwing… naar een ultieme loutering, maar vrezen het moment van overgang.' De Cock keek hem scherp aan. 'En dan?' Cornelis Bervoets zuchtte. 'Wij bereiden hen voor op dat moment en in voorkomende gevallen reiken wij de helpende hand. Wij dwingen niet. Dat moment van overgang mogen ze zelf kiezen. Telkens bij volle maan. Ter ere van Osiris, die de maan beweegt. Ook de keuze van de totstandkoming ligt bij hen.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Keuze van totstandkoming… euthanasie?' 'Wat wilt u? Leven zonder Ka is een ondraaglijke kwelling.' De Cock slikte. 'En de mensen mogen zelf kiezen op welke manier dat gebeurt?' 'Exact.' 'Desnoods met een schot in de nek?' Cornelis Bervoets knikte traag voor zich uit. 'Desnoods,' herhaalde hij, 'met een schot in de nek.' 4 Vledder zwaaide achter zich naar de deur van de grote recherchekamer. 'Je liet hem gaan!' riep hij verbijsterd. 'Hoe kon je dat doen? Je liet hem gewoon gaan… alsof er niets aan de hand is.' De Cock keek hem onbewogen aan. 'Wat had je dan gewild?' Vledder slikte. 'Het was een bekentenis. Je hebt het toch gehoord? Als iemand wil ver-nieu-wen… bereid is tot een ultieme loutering… dan deinst de sekte zelfs niet terug voor een nekschot.' De Cock glimlachte. 'Je hebt goed geluisterd.' Het klonk als een compliment. Vledder stak zijn beide handen gebarend omhoog. 'Begrijp je het dan niet?' riep hij geëmotioneerd. 'Dat was de angst van Adriaan de Leeuw… de angst die hem al een tijdlang beheerste. Hij wist dat het moment van zijn vernieuwing steeds dichterbij kwam. Hij wist dat het einde van zijn leven naderde en wilde er uit geloofsoverwegingen met niemand over praten… zelfs niet met zijn eigen vrouw.' De Cock knikte instemmend. 'Je hebt gelijk,' beaamde hij. 'De angst van Adriaan de Leeuw was een begrijpelijke angst voor de dood.' Vledder strekte zijn rechterhand naar de grijze speurder uit. 'Precies,' reageerde hij. 'Dat sluit volkomen aan op hetgeen Cornelis Bervoets ons over zijn sekte heeft verteld… de vrees van de gelovigen voor het moment van de overgang.' De Cock keek zijn jonge collega schuins aan. 'Jij bent ervan overtuigd,' vroeg hij met een zweem van ongeloof, 'dat Adriaan de Leeuw door zijn eigen sekte werd vermoord?' Vledder knikte heftig. 'Absoluut… moord bij volle maan, zoals de Zoekers van Osiris dat wensen.' De Cock wreef langzaam met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. Het was een gebaar om tijdwinst. 'Cornelis Bervoets… hoe… eh, hoe luidt zijn sektenaam ook weer?' 'Mycerius.' 'Mycerius noemt het geen moord.' Vledder grijnsde. 'Een vorm van euthanasie.' Zijn stem trilde van sarcasme. De Cock knikte. 'Euthanasie,' herhaalde hij. 'Leven zonder Ka… zonder persoonlijkheidsaspect… is volgens Cornelis Bervoets een ondraaglijke kwelling… een kwelling, die alleen door vernieuwing… door een ultieme loutering kan worden weggenomen.' Hij zweeg even. 'En hoe bereikt men die vernieuwing… die ultieme loutering?' Vledder kneep zijn lippen op elkaar en schudde zijn hoofd. 'Daar geef ik geen antwoord op,' reageerde hij nukkig. De Cock maakte een berustend gebaar. 'Dan zal ik je dat antwoord geven,' sprak hij gelaten. 'Door de dood. Dat is de religieuze motivering om een moord tot euthanasie te transformeren.' Vledder keek zijn oude collega argwanend aan. 'Voel je je niet goed?' vroeg hij met gespeelde bezorgdheid. 'Heeft dat hoogdravende gezwets van die Cornelis Bervoets jou beïnvloed?' De jonge rechercheur duimde over zijn schouder. 'Nog even en je bent rijp om lid van die sekte te worden.' 'Ik ben niet beïnvloed,' antwoordde De Cock. De grillige lijnen rond zijn mond krulden vrolijk. 'Ik probeer me alleen in de gedachtewereld van die sekte te verplaatsen. Adriaan de Leeuw was lid van de Zoekers van Osiris en deelde hun ideeën. Volgens zijn vrouw geloofde hij onvoorwaardelijk dat hij door de godin Isis zou worden beschermd.' Vledder schudde afkeurend zijn hoofd. 'De zweverige ideeën van de sekte van de Zoekers van Osiris interesseren mij voor geen meter,' reageerde hij fel. 'Adriaan de Leeuw werd met een nekschot vermoord. Dat is de realiteit. En als dat… op basis van welke gedachtekronkel dan ook… op het uitdrukkelijk en ernstig verlangen van de psychiater gebeurde, dan is dat geen grond tot strafuitsluiting. Zeker niet. De dader blijft schuldig aan overtreding van artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht. En dat artikel kent een strafbedreiging van twaalf jaar… voldoende voor een arrestatie… ook buiten heterdaad.' De Cock leunde behaaglijk in zijn stoel achterover. De felle reactie van zijn jonge collega deed hem goed. Hij hield niet van lauwe politiemensen. 'Je vergeet een ding,' formuleerde hij voorzichtig. 'Onze wet kent geen collectieve schuld. We kunnen de gehele sekte niet verantwoordelijk stellen voor de dood van de psychiater. We zullen moeten bewijzen wie uiteindelijk de trekker van de revolver overhaalde.' Vledder fronste zijn wenkbrauwen. 'Revolver?' De Cock knikte. 'Ik neem aan dat het moordwapen een revolver was. Ik heb in de directe omgeving van het lichaam van Adriaan de Leeuw geen uitgeworpen huls gevonden, dus zeker ben ik niet.' 'En de uitschotkogel?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Gisteravond in het donker heb ik hem niet kunnen vinden. Ga straks nog maar eens even kijken. En vraag aan mevrouw De Leeuw of ze de wettelijke erfgenaam is van het vermogen van haar man.' 'Waarom?' De Cock grijnsde. 'Het is altijd belangrijk om dat te weten.' De oude rechercheur verzonk in gepeins. Na enige tijd stak hij gebarend de wijsvinger van zijn rechterhand omhoog. 'We weten niet of Adriaan de Leeuw werkelijk zo intens naar zijn vernieuwing… naar zijn ultieme loutering uitzag. Dat is een speculatief vermoeden. Ik heb aan Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, verzuimd te vragen of de psychiater zijn uitdrukkelijke en ernstige verlangen daartoe aan hem heeft kenbaar gemaakt.' Vledder grijnsde. 'Je had hem toch vast moeten houden… die Cornelis Bervoets. Misschien dat een paar dagen cel…' Voordat De Cock kon protesteren, rinkelde op zijn bureau de telefoon. Vledder boog zich voorover, nam de hoorn op en luisterde. De jonge rechercheur maakte haastig een paar aantekeningen en legde na enkele minuten de hoorn op het toestel terug. De Cock keek hem vragend aan. 'Wie was dat?' Vledder gebaarde naar de vloer. 'Jan Kusters.' 'Wat had hij?' 'De wachtcommandant vond het nodig om het even door te bellen. Er is net een telexbericht binnengekomen van een overval op een bank in Amsterdam-Zuidoost.' 'Wanneer? 'Een uurtje geleden…' De Cock maakte een schouderbeweging. 'Wat is daar voor bijzonders aan?' vroeg hij knorrig. 'Er worden in ons land bijna dagelijks bankovervallen gepleegd… ook in Amsterdam-Zuidoost.' Vledder knikte. 'Jan Kusters was er zeker van,' sprak hij bedaard, 'dat jij belangstelling had.' De Cock reageerde verrast. 'Waarom ik?' Vledder raadpleegde zijn aantekeningen. 'De jonge overvaller dwong een toevallig aanwezige cliënt van de bank, een vijftigjarige man die zich tegen hem verzette, op zijn buik te gaan liggen. Dat deed de man uiteindelijk. Toen hij aanstalten maakte om weer overeind te komen, schoot de overvaller hem met een vuurwapen in zijn achterhoofd.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'In zijn achterhoofd?' Vledder knikte met een strak gezicht. 'De man was vrijwel op slag dood. De dader vluchtte in paniek. Na een korte achtervolging hebben agenten van bureau Flierbosdreef hem gepakt… Ronald de Leeuw, zoon van psychiater De Leeuw… onder invloed van drugs.' De Cock staarde hem verschrikt aan. 'Allemachtig.' Broeder Mycerius schudde zijn hoofd. Hij zat in zijn rijkversierd, schitterend wit gewaad op een zwartgelakte stoel met een hoge rechte rugleuning en zag er indrukwekkend uit. 'Broeder Mentoehotep heeft met mij nooit over zijn ultieme loutering gesproken,' sprak hij zacht. Over het scherpe, hoekige gelaat van Cornelis Bervoets gleed een glimlach. 'Dat is ook niet nodig. Elke broeder of zuster kan zijn of haar wens aan een medebroeder of — zuster kenbaar maken. De uitvoering van het uitgesproken verlangen geschiedt anoniem. Niemand van ons weet wie de uitvoering op zich neemt. Die anonimiteit beschermt ons tegen mensen zoals u… dwalende behoeders van een zogeheten rechtsstaat.' De Cock schonk de sekteleider zijn innemendste glimlach. 'Is nooit de gedachte bij u opgekomen, dat niet wij, maar u wel eens dwalende zou kunnen zijn?' Cornelis Bervoets antwoordde niet. Met een hooghartige blik uit zijn helgroene ogen stak hij zijn rechterhand naar voren. Zijn handpalm omhoog. 'Het Isisbloed?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Dat heb ik niet.' Cornelis Bervoets keek hem strak aan. 'Ik dacht dat het Isisbloed de reden was van uw komst naar onze tempel.' De Cock ademde diep en bedwong een opkomende ergernis. De houding van de sekteleider prikkelde hem. 'De gerechtelijke sectie op het lichaam van de heer De Leeuw,' sprak hij kalm, 'vindt vanmiddag plaats. Ik heb mijn collega Vledder verzocht de amulet in het belang van het onderzoek in beslag te nemen.' De helgroene ogen van Cornelis Bervoets fonkelden kwaadaardig. 'Daar hebt u het recht niet toe,' brieste hij. 'Het Bloed van Isis is onvervreemdbaar eigendom van de Zoekers van Osiris. De gelovigen… de ingewijden… hebben het slechts in bruikleen.’ 'Kunt u dat bewijzen?' De sekteleider stond van zijn hoge zetel op. 'Bewijzen… bewijzen?' riep hij gebelgd. 'Wij behoeven niets te bewijzen… aan niemand.' De Cock maakte een verontschuldigend gebaar. 'Volgens de regels van onze… eh, onze dwalende rechtsstaat behoort de amulet na de dood van haar man toe aan mevrouw De Leeuw.' 'Die ongelovige?' De Cock glimlachte. 'Gelovig of ongelovig, dat is voor ons geen punt van overweging. Zij was in gemeenschap van goederen met De Leeuw getrouwd en er is een testament ten behoeve van de langstlevende.' De sekteleider kneep zijn ogen halfdicht. 'U bent niet van plan om het Bloed van Isis aan Mentoehotep terug te geven?' 'U bedoelt… psychiater De Leeuw?' 'Mentoehotep.' De Cock zuchtte. 'Volgens ons erfrecht komt de amulet aan zijn… eh, zijn ongelovige vrouw toe.' Cornelis Bervoets spreidde zijn armen. De wijde mouwen van zijn gewaad gaven aan het gebaar een extra dimensie. 'Voor ongelovigen,' riep hij gedragen, 'brengt het bezit van het Bloed van Isis slechts rampen en onheil. Het Bloed van Isis behoort aan de vernieuwde en gelouterde Mentoehotep.' De Cock keek Cornelis Bervoets strak aan. 'Adriaan de Leeuw, de psychiater, is dood… kil en koelbloedig vermoord… en ik zoek naar het motief en naar zijn moordenaar.' Hij strekte zijn rechterhand naar de sekteleider uit. 'Mogelijk vind ik beide onder het banier van de Zoekers van Osiris.' Het gezicht van Cornelis Bervoets verstarde. De wangen van zijn hoekig gelaat kleurden rood. Opnieuw spreidde hij zijn armen. 'Het Bloed van Isis,' sprak hij dreigend en met stemverheffing, 'kome over u en uwe kinderen.' De Cock knikte traag voor zich uit. 'Die tekst ken ik,' sprak hij somber. 'De mensen die dat lang geleden eens riepen, hebben nooit de draagwijdte van hun kreet beseft.' Hij draaide zich langzaam om en slofte de tempel uit. Ze reden met hun politie-Golf van het Damrak rechts naar de Prins Hendrikkade, gleden de Sint-Nicolaaskerk voorbij en passeerden het fraaie Scheepvaarthuis op de hoek van de Binnenkant. De Cock blikte opzij naar Vledder aan het stuur. 'Hoe was de sectie?' De jonge rechercheur grijnsde. 'Dokter Rusteloos was knorrig en had haast. Dit was deze dag zijn vierde sectie. Hij was moe en wilde naar huis. Ik heb hem nog nooit zo snel zien werken.' 'Geen bijzonderheden?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Volgens dokter Rusteloos genoot Adriaan de Leeuw een puike gezondheid.' Het klonk cynisch. 'Heb je de ketting en de amulet naar onze technische dienst gebracht?' Vledder keek hem vragend aan. 'Waarom wil je weten uit welk materiaal dat Bloed van Isis is vervaardigd?' De Cock trok een pijnlijk gezicht. 'Cornelis Bervoets, de leider van de Zoekers van Osiris, is er bijzonder op gebrand de amulet zo snel mogelijk in zijn bezit te krijgen. Ik vraag mij af waarom.' 'Religieuze overwegingen?' De Cock wreef over zijn kin. 'Dat kan,' antwoordde hij voorzichtig. 'Maar ik wil de mogelijkheid niet uitsluiten, dat er iets met de amulet is… dat andere dan religieuze overwegingen een rol spelen.' 'Welke?' 'Geen flauw idee,' riep De Cock geprikkeld. 'De interesse die de sekteleider in de amulet van Adriaan de Leeuw toonde, was… naar mijn gevoel… te nadrukkelijk. Dat maakte mij wantrouwend.' De oude rechercheur zweeg enige seconden. 'Hoe liep het op de Kalkmarkt?' Vledder maakte een schouderbeweging. 'Mevrouw De Leeuw toonde zich in het geheel niet verbaasd dat ik haar vragen stelde over haar financiële positie. Dat zij in gemeenschap van goederen was gehuwd en dat er een testament ten behoeve van de langstlevende bestond, heb ik je doorgebeld.' 'Wist zij al wat er met Ronald was gebeurd?' Vledder trok zijn schouders op. 'Zij heeft er niets over gezegd en ik heb het onderwerp niet aangeroerd.' 'De uitschotkogel?' Vledder maakte een triest gebaar. 'Die heb ik niet teruggevonden. Waar het hoofd van de psychiater lag, ontdekte ik een verse put in een straatsteen. Ik ben bang, dat de kogel is weggesprongen en in het water terecht is gekomen.' 'Jammer,' zei De Cock. 'We hebben nu geen mogelijkheid om te onderzoeken of de kogel die de psychiater doodde, uit het vuurwapen van Ronald de Leeuw kwam.' Vledder snoof. 'Ik hoop dat hij levenslang krijgt.' 'Ronald de Leeuw?' Vledder knikte heftig. 'Voor gewapende roofovervallen met een dodelijke afloop moest men de doodstraf weer invoeren.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Dat mag je niet hardop zeggen,' sprak hij bestraffend. 'Als ze je in Den Haag konden horen, werd je onmiddellijk van de loonlijst afgevoerd.' Vledder klapte uit woede met zijn vuist op de rand van het stuur. 'Het is… het is een bezopen wereld,' siste hij tussen zijn tanden. 'In wat voor een van God verlaten land leven wij tegenwoordig?' De jonge rechercheur liet even met beide handen zijn stuur los en zwaaide emotioneel. 'Wie bekommert zich om de nabestaanden van die vijftigjarige man, die de moed had om zich tegen de bankovervaller te verzetten?' Hij schudde zijn hoofd. 'Niemand,' riep hij heftig. 'Maar voor de dader… voor de moordenaar… ligt er nu al op last van Den Haag ergens een complete uitrusting engeltje-tweede-klasse klaar.' De Cock lachte. 'Wind je niet op,' sprak hij kalmerend. 'Het heeft geen enkele zin. Doe je werk als politieman… zo goed mogelijk… naar beste vermogen… zodat je eigen geweten niet in het gedrang komt. Dat anderen er een puinhoop van maken is niet onze verantwoordelijkheid.' Vledder schudde zijn hoofd. 'Jij bent een paar dagen ouder dan ik. Jij zult in je lange loopbaan bij de politie heel wat tikken op je kanis hebben gehad. Je hebt leren berusten. Zover ben ik nog niet.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. De woorden van zijn jonge collega noopten hem tot een korte zelfanalyse. Hij blikte opzij. 'Vind je mij een uitgedoofde oude man?' vroeg hij met enige argwaan. 'Een slappe vent uit wie alle vechtlust is weggevloeid?' Vledder keek hem aan. Op zijn jong gezicht brak een glimlach door. 'Ik heb je niet willen kwetsen,' sprak hij ernstig. 'Je weet wel beter. Ik loop nog graag aan je hand… ben nog steeds trots, dat ik met je mag samenwerken. Ik ben geen man van complimenten, maar ik wil het je wel eens zeggen.. heel openhartig… voor mij ben je een moordgabber.' De Cock liet zich gevleid onderuitzakken en was blij dat zijn moeie voeten zich nog niet aandienden. Een tijdlang reden ze zwijgend voort. Vledder manoeuvreerde de Golf bekwaam door het woelige stadsverkeer. Via de Gooiseweg bereikten ze de Bijlmermeer en namen de tweede afslag. De Cock zwaaide naar links. 'Hier… Flierbosdreef.' 5 De Cock keek Harold Buijs verwonderd aan. 'Zit jij hier… op Flierbosdreef?' Harold Buijs knikte. 'Al bijna drie jaar.' 'Je was toch rechercheur bij de Vreemdelingendienst?' Harold Buijs glimlachte. 'De korpsleiding vond dat ik met mijn ervaring, opgedaan bij de Vreemdelingendienst, in de Bijlmermeer goed op mijn plaats was.' De Cock maakte een grimas. 'Soms neemt zelfs onze korpsleiding een verstandig besluit.' Harold Buijs lachte. 'Ik heb ook niet geprotesteerd.' De oude rechercheur schudde zijn hoofd. 'Jij hebt vreemde kronkels in je loopbaan,' memoreerde hij. 'Als ik mij goed herinner, ben je bij de politie begonnen als schietinstructeur.' Harold Buijs trok een grijns. 'Uit die tijd weet ik, dat jij, De Cock, te boek stond als de slechtste schutter van het korps.' De grijze speurder glimlachte. 'Ik zie nog die sombere trek op dat knappe gezicht van jou toen ik, ondanks al jouw goedbedoelde aanwijzingen, voor de zoveelste maal ver naast de roos schoot. De Cock, sprak je toen… intens bedroefd… ik geef het op. Jij zult het nooit leren.' Harold Buijs grinnikte. 'Heb ik gelijk gekregen?' De Cock maakte een hulpeloos gebaar. 'Ik kan er nog steeds niets van,' antwoordde hij somber. 'Als ik voor mijn verplichte oefeningen op de schietbaan kom, begint iedereen al te gniffelen. Mijn te dikke vingers hebben geen gevoel voor het drukpunt en ik begrijp nog steeds niet wat er met een gestreken korrel wordt bedoeld.' Harold Buijs lachte vrijuit. 'Wat zoeken jij en Vledder op Flierbosdreef… Is er aan de Warmoesstraat niets meer te doen?' 'Ronald de Leeuw.' Harold Buijs tikte met de wijsvinger van zijn rechterhand op zijn borst. 'Dat is mijn zaak.' De Cock beluisterde de intonatie en schudde zijn hoofd. 'Het is niet onze bedoeling,' sprak hij zacht sussend, 'dat wij ons met jouw zaak gaan bemoeien. Die overval op de IJsselsteinse Bank hoort thuis aan de Flierbosdreef… compleet met de moord op die vijftigjarige cliënt van de bank.' Het gezicht van Harold Buijs betrok. 'Het was geen moord.' 'Wie zegt dat?' 'Ronald de Leeuw.' De Cock snoof verachtelijk. 'Het was een… eh, een welgemeende uiting van liefde.' Harold Buijs schudde afkeurend zijn hoofd. 'Niet zo cynisch.' 'Sorry.' 'Die jongen is een bundeltje menselijke ellende.' 'Je hebt hem al verhoord?' Harold Buijs knikte traag. 'Summier. Ronald de Leeuw geeft de overval op de bank toe, maar zegt dat het schot op die man een schrikreactie was… dat hij nooit een moment de bedoeling heeft gehad om de man te doden.' 'Dat deuntje ken ik.' Harold Buijs trok achteloos zijn schouders op. 'Het is zijn verklaring.' 'Hij was alleen?' 'Ja.' 'Geen masker… een bivakmuts?' 'Nee.' 'En de revolver?' Harold Buijs keek de grijze speurder achterdochtig aan. 'Wie zegt dat Ronald de Leeuw een revolver had? Ik heb dat niet in het telexbericht laten opnemen. Daar staat "vuurwapen".' De Cock negeerde de opmerking. 'Had hij een revolver?' 'Een negen millimeter Webly Scott, van het type zoals dat kort na de oorlog ook bij de Amsterdamse politie in gebruik was.' De Cock grinnikte. 'Ik herinner mij die dingen nog. Weet je hoe wij ze destijds noemden?' 'Geen idee.' 'Zes-schoten-en-een-vrije-worp.' 'Waarom?' 'Het verwijderen van de hulzen en het opnieuw laden van die oude Webly Scott nam zoveel tijd in beslag, dat je na het laatste schot om je te verdedigen het wapen alleen nog maar naar je tegenstander kon gooien.' Harold Buijs lachte niet. Hij trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Wat weet jij van die Ronald de Leeuw?' vroeg hij ernstig. De Cock maakte een schouderbeweging. 'Niet veel. Een onverbeterlijke junk, die zijn vader Adriaan de Leeuw haatte, omdat hij hem enige maanden geleden buiten de deur had gezet. Nadien heeft hij hem enkele malen met de dood bedreigd.' Harold Buijs kneep zijn ogen halfdicht. 'Adriaan de Leeuw, de psychiater, die gisteravond op de Kalkmarkt door middel van een nekschot vermoord werd gevonden… was zijn vader?' 'Inderdaad.' Harold Buijs schudde zijn hoofd. 'Daar heeft hij mij niets van gezegd. Ik heb ook geen moment aan die mogelijkheid gedacht. De Leeuw is een vrij algemene naam.' De Cock glimlachte. 'Ik neem het je ook niet kwalijk.' Harold Buijs staarde peinzend voor zich uit. 'En dat nekschot, waarmee die psychiater werd vermoord, gebeurde met een revolver?' De Cock knikte. 'Daar ga ik van uit. Vandaar mijn belangstelling voor Ronald de Leeuw… en zijn revolver.' Harold Buijs plukte nadenkend met zijn beide duimen en wijsvingers aan de punten van zijn brede snor. 'Jij denkt,' vroeg hij terughoudend, 'dat Ronald de Leeuw zijn vader heeft vermoord?' De Cock trok zijn gezicht in een ernstige plooi. 'Ik onderzoek de mogelijkheid,' formuleerde hij voorzichtig. 'Ik weet niet hoe diep de haat van die jongen jegens zijn vader is geworteld.' Harold Buijs nam een kleine pauze. 'Ik zei je al,' vervolgde hij, 'dat ik hem nog slechts summier heb verhoord. Ik ben niet ingegaan op details. Daar heb ik mee gewacht. Ik heb ook nog niet alle getuigenverklaringen binnen. Een paar dienders zitten daar nog op te zwoegen.' 'Is je nog iets bijzonders opgevallen?' Harold Buijs knikte traag. 'Toen ik hem na dat korte verhoor terugbracht naar zijn cel, bleef hij even staan, keek naar mij en zei toen iets wat ik niet begreep. Ik nam mij voor om daar bij een nader verhoor op in te gaan.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat was dat?' 'Dat wijf,' zei hij, 'dat wijf zal nu wel blij zijn.' In het kale verhoorkamertje van het politiebureau aan de Flierbosdreef keek rechercheur De Cock Ronald de Leeuw scherp onderzoekend aan. De jongeman was lang, en mager tot op het bot. Zijn onverzorgde, lange donkerblonde haren hingen in slierten langs zijn smal gezicht. Zijn lichtgrijze ogen stonden hol, leeg, en misten elke expressie. De vergevorderde aftakeling van zijn jonge lijf toonde de uiterlijke sporen van een lang en intens drugsgebruik. De Cock liet zijn scherpe blik langs zijn schamele kleding dwalen. De verschoten spijkerbroek die hij droeg, had lange witte slijtrafels aan de pijpen en bij zijn versleten basketbalschoenen staken zijn grote tenen bloot uit het canvas. De oude rechercheur zocht in het smalle gelaat van de jongeman naar herkenbare familietrekken. Die waren er niet. Ronald de Leeuw leek noch op zijn vader, noch op zijn moeder. De grijze speurder toonde hem zijn beminnelijkste glimlach. 'Mijn naam is De Cock,' opende hij vriendelijk. 'De Cock met ceeooceekaa.' Hij duimde opzij. 'En dat is mijn collega Vledder.' 'U bent van de Warmoesstraat?' 'Inderdaad.' Ronald de Leeuw glimlachte. 'Ik heb van u gehoord.' 'Van wie?' 'Van de jongens in de scène.' De Cock boog zich iets naar voren en schoof de linkermouw van het jack van Ronald de Leeuw voorzichtig heel ver terug. De jongeman onderging het zonder enig verweer. Een onderarm vol punctieplekjes werd zichtbaar. De oude rechercheur keek op. 'Hoelang?' 'Ruim vier jaar… vanaf mijn veertiende.' 'Je was nog op school?' Ronald de Leeuw knikte traag. 'Het ging niet zo lekker op school… stomme leervakken, slechte cijfers en pesterige leraren. Ik spijbelde met een vriendje, die al gebruikte.' De Cock knikte begrijpend. 'Toen heb je het ook maar eens geprobeerd?' Om de mond van Ronald de Leeuw gleed een vage glimlach. 'In het begin hielp het.' De Cock veranderde van onderwerp. 'Je bent vanmorgen gepakt bij een overval op een filiaal van de IJsselsteinse Bank?' 'Ja.' 'De eerste keer?' Ronald de Leeuw keek hem niet-begrijpend aan. 'Wat bedoelt u?' 'De eerste keer, dat je een gewapende overval pleegde?' Ronald de Leeuw knikte. 'Ik ben wel een paar keer gepakt voor het openbreken van auto's en voor winkeldiefstal. Voor een overval heb ik nooit het lef gehad.' 'Die lef had je vanmorgen wel?' Ronald de Leeuw grijnsde. 'Het was klote. Heel anders dan ik mij had voorgesteld. In die bank stond ik te trillen op mijn poten. Ik had nooit een blaffer in mijn handen gehad.' De jongeman kneep zijn ogen even dicht. 'Toen die ouwe vent niet bleef liggen en voor de tweede keer naar mij toe kwam, toen heb ik…' De Cock onderbrak hem. Hij wilde een nader verhoor door Harold Buijs niet beïnvloeden. 'Hoe kwam je aan die revolver?' 'Geleend.' 'Wanneer?' 'Vanmorgen.' 'Van wie?' Ronald de Leeuw schudde zijn hoofd. 'Dat zeg ik niet.' De Cock drong niet verder aan. 'Wist degene van wie je die revolver leende, dat je daarmee een bankoverval zou plegen?' 'Ik heb het hem niet gezegd.' De Cock grijnsde. 'Hij gaf die blaffer zomaar aan je mee?' vroeg hij vol ongeloof. 'Ik zei, dat ik hem voor veel geld kon verkopen.' De Cock maakte een gebaar van vertwijfeling. 'Wat had je… vanmorgen… dat je besloot om een gewapende overval te plegen? Had je de pest in? Was je ziek, misselijk, had je geldgebrek?' Ronald de Leeuw grinnikte vreugdeloos. 'Dat is chronisch.' De Cock zuchtte. 'Oké. Maar je had toch weer een auto kunnen openbreken of een winkeldiefstal kunnen plegen… zoals je gewend was… waarom ineens zoiets groots… een bankoverval met een kanon in je hand?' Ronald de Leeuw antwoordde niet. Hij liet zijn hoofd zakken. Zijn donkerblonde haren vielen als een gordijn voor zijn gezicht. Het zwijgen ergerde De Cock. Hij tastte door de haren heen naar de kin van de jongeman en drukte die krachtig omhoog. 'Waarom?' herhaalde hij dwingender. Ronald de Leeuw slikte. Zijn sterk geprononceerde adamsappel wipte op en neer. 'Ik wilde gepakt worden… voorgoed. Bij een autokraak of een winkeldiefstal sta ik binnen een uur weer op straat… zonder wat. Begrijpt u, dan gebeurt er niets met je… dan blijf je die naar dope hijgende junk… moet je opnieuw gaan scoren.' De jongeman bracht zijn beide handen omhoog en tikte met de toppen van zijn vingers tegen zijn voorhoofd. 'Ik wil dat het hier vanboven weer helder wordt… dat ik weet en besef waarom ze het heeft gedaan.' De Cock boog zich iets naar hem toe. 'Wie heeft gedaan… wat?' 'Mijn moeder.' De Cock kneep zijn ogen halfdicht. 'Wat… wat is er met je moeder?' Ronald de Leeuw keek naar hem op. Zijn lichtgrijze ogen glansden koortsig. 'Zij heeft mijn vader vermoord.' De beide rechercheurs verlieten het politiebureau aan de Flierbosdreef, stapten in hun Golf en reden weg. Zwijgend, maar vol van gedachten. Via de Bijlmerdreef bereikten ze de Gooiseweg. Het was er druk. Het intense verkeer ging aan De Cock voorbij. De oude rechercheur zat diep onderuitgezakt met zijn hoedje steunend op de rug van zijn neus en neuriede uiterst vals een oud sinterklaaslied. Vledder, aan het stuur, staarde nors voor zich uit. 'Het kan helemaal niet,' sprak hij nukkig. De Cock schoof zijn hoedje terug en keek op. 'Wat niet?' 'Dat mevrouw De Leeuw haar man heeft vermoord. Ze heeft het beste alibi dat zich laat denken. Ze was bij ons aan de Warmoesstraat.' De Cock reageerde niet direct. Hij maakte zijn autogordel iets losser en drukte zich omhoog. 'Laten we het verhaal van Ronald de Leeuw eens analyseren,' formuleerde hij voorzichtig. 'Na een nacht in een tochtig kraakpand te hebben geslapen, sjokte hij vanmorgen al vroeg naar de hal van het Centraal Station om daar zijn verstijfde botten te warmen. Naast de vette kop van een ochtendblad over nieuwe bezuinigingen, las hij dat zijn vader op de Kalkmarkt werd vermoord.' Vledder grijnsde. 'Zijn onmiddellijke gedachte… dat heeft dat wijf gedaan.' De Cock knikte instemmend. 'Precies. Ronald pakte de telefoon, belde zijn moeder vanuit de stationshal op en beschuldigde haar rechtstreeks van moord op haar man.' Vledder grinnikte. 'Moeder De Leeuw verbrak de verbinding. Ook bij een tweede poging van haar zoon Ronald weigerde ze om met hem te praten.' De jonge rechercheur keek op. 'Begrijpelijk. Dat zou ik ook hebben gedaan.' De Cock negeerde de opmerking. 'Die jongen was er kapot van. Hij ging met de metro naar een vriend in de Bijlmermeer, leende van hem een revolver en pleegde een stuntelige overval op een filiaal van de IJsselsteinse Bank.' Vledder grijnsde. 'Waarbij wel een man werd gedood.' De Cock perste zijn lippen opeen. 'Dat bagatelliseer ik niet,' riep hij veel feller dan in zijn bedoeling lag. 'Het is verschrikkelijk wat daar gebeurde. Maar dat is een zaak van Flierbosdreef en later van de rechter. De vraag… voor ons van belang… waarom… waarom was en is Ronald de Leeuw er nog steeds van overtuigd, dat zijn moeder de moord op zijn vader heeft gepleegd?' De jonge rechercheur schudde geërgerd zijn hoofd. 'Laten we er toch over ophouden,' antwoordde hij geëmotioneerd. 'Het is een waandenkbeeld van een verziekt brein. Die jongen is ernstig verslaafd… zijn hersenen functioneren niet meer. Hij weet niet wat hij zegt.' 'Zijn moeder had een verhouding.' Vledder zuchtte. 'Zeker,' sprak hij vermoeid. 'Mevrouw De Leeuw heeft volgens Ronald de Leeuw al jaren een verhouding met ene Lodewijk van Weegen, een jeugdvriend van haar man. So what? Als al dat buitenechtelijk geknutsel tot moord zou leiden, dan kon men de gevangenen in de Bijlmerbajes wel gaan stapelen.' De jonge rechercheur zuchtte opnieuw. 'Bovendien… het kan niet. Mevrouw De Leeuw had een sluitend alibi.' De Cock keek hem van terzijde aan. 'Had ze dat?' Vledder knikte heftig. 'Ze kwam ongeveer halfelf bij ons de recherchekamer binnenstappen… vertelde haar verhaal… en meldde niet lang na haar vertrek… om even voor elf uur, dat ze haar man dood aan de walkant had gevonden.' 'En verder?' 'Toen dokter Den Koninghe kort voor middernacht het lijk van Adriaan de Leeuw onderzocht, stelde hij dat de dood ruim een uur geleden was ingetreden. Begrijp je… ruim een uur voor middernacht. Toen was mevrouw De Leeuw nog bij ons aan de Warmoesstraat.' De Cock streek met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Waarop baseerde dokter Den Koninghe, onze lijkschouwer, zijn prognose?' Vledder keek hem verwonderd aan. 'Op de lichaamstemperatuur van het slachtoffer.' De Cock knikte instemmend. 'Exact. De lichaamstemperatuur, zoals de lijkschouwer die op de Kalkmarkt bij het slachtoffer aantrof. Gezien de weersomstandigheden… de kille regen van dat moment… schatte hij dat het slachtoffer niet langer dan ruim een uur eerder was overleden.' De oude rechercheur hield de wijsvinger van zijn rechterhand gebarend voor zijn neus. 'Maar als mevrouw De Leeuw haar man vermoordde vóór haar tocht naar ons bureau, en zij hem onmiddellijk na haar daad met één of meer dekens tegen temperatuursinvloeden van buitenaf had beschermd, dan was dokter Den Koninghe tot dezelfde conclusie gekomen… ruim een uur.' Vledder keek hem verschrikt aan. 'Terwijl het slachtoffer toch al geruime tijd langer dood was.' De Cock knikte. 'De mogelijkheid bestaat, dat mevrouw De Leeuw de daling van de lichaamstemperatuur van haar vermoorde echtgenoot heeft beïnvloed… vertraagd… waardoor dokter Den Koninghe tot een verkeerde prognose kwam.’ Vledder keek zijn oude collega bewonderend aan. 'Aan die mogelijkheid heb ik geen moment gedacht,' reageerde hij schuchter. De oude rechercheur spreidde zijn beide handen. 'Dat schijnbaar onaantastbare alibi van mevrouw De Leeuw is niet waterdicht.' 6 'Ga je haar nog benaderen?' 'Wie?' 'Mevrouw De Leeuw.' De Cock schudde traag zijn hoofd. 'Voorlopig niet,' antwoordde hij behoedzaam. 'Ik wil eerst meer aanwijzingen. Die enkele kreet van haar verslaafde zoon dat zij haar man heeft vermoord, is mij niet voldoende.' Vledder keek hem van terzijde aan. 'Toen ik vanmiddag op de Kalkmarkt bij haar was en over het testament sprak, wist ze dat haar zoon haar van moord had beschuldigd.' De Cock plukte aan zijn neus. 'Ik kan mij voorstellen,' sprak hij mild, 'dat zij daar niet graag over sprak. Een voor haar hoogst onplezierig onderwerp.' De oude rechercheur staarde nadenkend voor zich uit. 'Wellicht had ze daar wel met jou over gesproken, als ze op dat moment had geweten, dat haar zoon die morgen bij een bankoverval een man had neergeschoten.' Vledder schudde zijn hoofd. 'Harold Buijs had haar toen nog niet ingelicht. Hij wist niet dat zijn verdachte, Ronald de Leeuw, een zoon was van de vermoorde psychiater.' De jonge rechercheur blikte opzij. 'En weet je wat mij opvalt… Ronald de Leeuw heeft zijn verdenkingen ten aanzien van zijn moeder tegenover onze collega Harold Buijs ook niet herhaald. Zijn kreet "dat wijf zal nu wel blij zijn" kan men moeilijk als zodanig opvatten.' De Cock knikte. 'Je hebt gelijk. Eerst tijdens mijn verhoor kwam hij met dezelfde beschuldiging voor de dag.' Vledder bepaalde zijn aandacht een tijdje bij het drukke stadsverkeer. 'We hebben nog niets gemerkt van acties van de BeeVeeDee,' sprak hij na een poosje. De Cock glimlachte. 'Ik vermoed dat zij eerst de betrokken ministers zullen benaderen om te horen of die tijdens de behandeling inderdaad staatsgevaarlijke uitlatingen tegen psychiater De Leeuw hebben gedaan.' 'Zullen ze dat bekennen?' De Cock knikte. 'Als ze verstandig zijn.' Ze reden weer een tijdje zwijgend voort. Vledder probeerde met de Golf achter het Nationaal Monument om het politiebureau aan de Warmoesstraat te bereiken, maar raakte kort voor de Dam vast in een file. De jonge rechercheur zette de motor af. 'Denk jij dat psychiater De Leeuw in verband met de dossiers… eventueel gevaarlijke uitlatingen van de betrokken ministers, werd vermoord?' De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Terwijl ik gisteravond op de plaats van het delict bezig was, heb jij… in het gezelschap van mevrouw De Leeuw… geruime tijd in het huis van de psychiater vertoefd.' 'Inderdaad.' 'Heb jij sporen ontdekt van geweld, braak of verbreking?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Ik heb erop gelet. Uiteraard. Ben Kreuger van de dactyloscopische dienst heeft in de behandelkamer wel een aantal greepjes gevonden.' De Cock keek hem verwonderd aan. 'Ik heb gisteravond op de Kalkmarkt de wagen van Ben Kreuger niet gezien.' Vledder knikte. 'Dat klopt. Ben Kreuger was laat. Hij kwam een paar minuten nadat jij al terug was naar de kit.' 'Waarom zo laat?' 'Hij zei dat hij veel tijd had verbruikt bij een overval op een illegaal gokhuis in de binnenstad.' De Cock knikte begrijpend. 'Wat zei hij van de greepjes die hij op de Kalkmarkt had gevonden?' Vledder zuchtte. 'Vermoedelijk waren de meeste van de psychiater zelf. En verder van zijn patiënten. Mevrouw De Leeuw was niet zo helder.' De Cock lachte. 'Je bedoelt dat de behandelkamer van de psychiater dringend aan een schoonmaakbeurt toe was?' Vledder knikte. 'Volgens Ben Kreuger was het er een vette boel.' 'Tot gruwel van de dactyloscoop.' De jonge rechercheur glimlachte. 'Hij mopperde voortdurend. Binnensmonds. Toen Ben Kreuger weg was, heb ik voor alle zekerheid het gehele huis nog eens met mevrouw De Leeuw doorzocht en haar gevraagd of zij iets bijzonders opmerkte.' 'En?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Er was, volgens haar, niets wat erop wees dat er iemand tijdens haar afwezigheid in huis was geweest.' De Cock gebaarde voor zich uit. 'De moeilijkheid voor ons is, dat mevrouw De Leeuw ontkent dat haar man ministers als patiënt had. Geen patiënt… geen staatsgevaarlijke uitlatingen… geen dossiers.' Vledder grinnikte. 'Die houding kan mevrouw De Leeuw ten opzichte van de BeeVeeDee niet volhouden. Ik denk dat de BeeVeeDee haar onmiddellijk met verklaringen van de betrokken ministers zal confronteren.' De jonge rechercheur startte de motor, reed iets op, maar stopte weer na enkele meters. 'En als mevrouw De Leeuw,' ging hij verder, 'vanmorgen na ons telefoontje de dossiers van de betrokken ministers heeft vernietigd?' De Cock trok een grijns. 'Dan heeft de BeeVeeDee er een probleem bij.' 'En wij?' De Cock antwoordde niet. Hij deed het portier van de Golf open en glipte de wagen uit. 'Ik loop dat stukje wel.' Toen de oude rechercheur de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenliep, wenkte Jan Kusters hem met een kromme vinger. De Cock stapte naderbij. 'Onoplosbare problemen?' vroeg hij met een zweem van sarcasme. De wachtcommandant keek om zich heen. 'Waar is Vledder?' De Cock duimde over zijn schouder. 'Die zit met onze Golf nog vast in het verkeer.' Jan Kusters boog zich vertrouwelijk naar voren. 'Luitjes van de BeeVeeDee zitten al bijna twee uur bij Buitendam,' sprak hij zacht, bijna fluisterend. 'Ik heb het je voorspeld. Aan de moord op die Adriaan de Leeuw zitten vieze kantjes.' De Cock glimlachte. 'De vieze kantjes zijn voor de BeeVeeDee.' 'Moet je er niet bij zijn?' De Cock trok zijn schouders op. 'Ik ben bang dat ik na enige tijd onaardige dingen ga zeggen. Ik houd niet van dat geheimzinnige en vaak oeverloze gezwam.' 'Ze kunnen het je wel lastig maken.' De Cock trok zijn gezicht strak. 'Ik heb tegen commissaris Buitendam gezegd, dat ik pas zou gaan schoppen wanneer ze mij hinderlijk voor de voeten liepen.' Jan Kusters lachte. 'Er zit boven ook nog een man op je te wachten. Ik heb hem gezegd, dat ik niet wist wanneer jij terug zou komen, maar hij wilde van geen wijken weten.' 'Wat is het voor een man?' De wachtcommandant raadpleegde een notitie op zijn bureau. 'Een psychiater… Lodewijk van Weegen.' De Cock draaide zich abrupt om en nam opmerkelijk kwiek de stenen trappen naar de tweede etage. Lodewijk van Weegen bleek een lange slanke man, gekleed in een deftige antracietgrijze mantel met een opbollende witzijden sjaal en een zwarte gleufhoed. De Cock schatte hem op voor in de vijftig. Een flinterdun snorretje op de rand van zijn bovenlip en charmant grijs aan de slapen, completeerden het presentatiebeeld van een antieke aristocraat. Toen hij de oude rechercheur in het oog kreeg, stapte hij met uitgestoken hand en driftige pas op hem toe. 'Rechercheur De Cock,' riep hij jubelend. De grijze speurder drukte de hem toegestoken hand. 'Met… eh, met ceeooceekaa,' reageerde hij wat benepen. 'Waarmee kan ik u van dienst zijn?' De heer Van Weegen nam zijn gleufhoed in de hand. 'Ik wil met u praten. Ik heb van Gré gehoord, dat u het gewelddadig overlijden van mijn collega De Leeuw in onderzoek heeft.’ De Cock ging de man voor naar de grote recherchekamer en liet hem op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Daarna zwiepte de oude rechercheur zijn hoedje missend naar de kapstok en liet zich, met zijn regenjas nog aan, in de stoel achter zijn bureau zakken. Even monsterde hij het iets blozende gezicht van de man en bood hem zijn beminnelijkste glimlach. 'Steekt u van wal,' moedigde hij aan. De heer Van Weegen knoopte zijn mantel los. 'Gré… mevrouw De Leeuw en ik, hebben na rijp beraad besloten om opening van zaken te geven. Wij zijn ervan overtuigd, dat u tijdens uw onderzoek spoedig geconfronteerd zult worden met de wetenschap, dat Gré en ik reeds vele jaren een min of meer intieme verbintenis met elkaar onderhouden. U zult daar ongetwijfeld consequenties aan verbinden en mogelijk onze verhouding in verband brengen met het gruwelijk verscheiden van mijn goede vriend Adriaan de Leeuw.' De Cock keek de man onbewogen aan. 'Hebt u dit woordelijk uit het hoofd geleerd?' vroeg hij licht spottend. 'Pardon?' De oude rechercheur glimlachte opnieuw. 'Het komt bij mij over als een keurig ingestudeerde tekst.' De opmerking van De Cock trof doel. De heer Lodewijk van Weegen reageerde verward. Zijn fraaie gleufhoed viel van zijn knieën. Kreunend raapte hij het hoofddeksel van de vloer. 'U… eh, u hebt gelijk,' sprak hij schuchter. 'Gedurende de tijd dat ik op u heb zitten wachten, heb ik overwogen hoe ik het u zou zeggen.' De Cock knikte begrijpend. 'Wist uw… eh, uw goede vriend Adriaan de Leeuw van uw verhouding met zijn vrouw?' Lodewijk van Weegen zuchtte diep. 'Gré en ik hebben de overtuiging, dat hij het wist… hoewel het onderwerp tussen ons nimmer ter sprake is gekomen. U moet bedenken… ook Adriaan was niet brandschoon.' De Cock maakte een grimas. 'U bedoelt dat de fundamenten van zijn huwelijkstrouw wel eens wankelden?' Lodewijk van Weegen glimlachte. 'Ik denk dat Adriaan die fundamenten nooit heeft gekend.' De Cock veinsde verwondering. 'Hij was immoreel?' Lodewijk van Weegen knikte. 'Vaak een kwaal van succesvolle mannen.' 'Hoe uitte zich dat?' 'De amoureuze verhoudingen van De Leeuw met zijn vrouwelijke cliënten zorgden voor een aanhoudende stroom van geruchten… geruchten, die op den duur ook Gré en mij bereikten.' 'Begrijpelijk.' 'Dat was de feitelijke aanleiding dat wij ons tot elkander voelden aangetrokken.' De Cock hield zijn hoofd iets schuin. 'U bent geen man die voortdurend zijn seksuele driften etaleert?' 'Niet zoals Adriaan.' De Cock wreef over zijn brede kin. 'Hoe reageerde uw echtgenote op uw intieme relatie met mevrouw De Leeuw?' Over het gelaat van Lodewijk van Weegen gleed een smartelijke trek. 'De Engelsen,' antwoordde hij zacht, 'hebben daar een treffende uitdrukking voor: she- is-pushing-up-daisies-now. Adelheid is niet meer. Ik ben al kort na mijn huwelijk met haar weduwnaar geworden en heb sindsdien niet meer de moed gehad om te hertrouwen.' De Cock stak zijn beide handen naar voren en drukte zijn vingertoppen tegen elkaar. 'Ik heb vanmorgen Ronald de Leeuw gesproken. Hij kent geen twijfel. Hij memoreert uw relatie met zijn moeder en beschuldigt haar… zonder enige terughoudendheid… van moord op zijn vader.' Lodewijk van Weegen verschoof iets op zijn stoel. De roze kleur van zijn wangen veranderde in vuurrood. 'Die jongen deugt niet,' riep hij geëmotioneerd. 'Weet u dat hij vanmorgen in Amsterdam-Zuidoost bij een bankoverval een man heeft vermoord… in koelen bloede heeft neergeschoten?' De Cock knikte traag. 'Ik kom zojuist van bureau Flierbosdreef.' Lodewijk van Weegen ademde diep. 'Ronald is al vanaf zijn kleuterjaren een probleemkind. Adriaan gaf die jongen in alles zijn zin. Hij was zijn oogappel. Gré heeft echt geprobeerd om van Ronald een redelijk mens te maken. Tevergeefs. Elke actie van haar werd door de tolerantie van zijn vader getorpedeerd. Het was gênant hoe hij die jongen steeds weer in bescherming nam.' De Cock veinsde onbegrip. 'Volgens mevrouw De Leeuw zou Ronald zijn vader met de dood hebben bedreigd.' Lodewijk van Weegen knikte. 'Toen het gedrag van Ronald,' sprak hij somber, 'zelfs voor mijn vriend Adriaan onacceptabel werd… en gelooft u mij, daar ging een lange lijdensweg aan vooraf… heeft hij op voortdurend aandringen van Gré zijn zoon uiteindelijk de deur gewezen en hem ook alle steun in de toekomst ontzegd.' Lodewijk van Weegen schudde zijn hoofd. 'Ik denk dat Ronald die veranderde houding van zijn vader niet had verwacht en geestelijk niet heeft kunnen verwerken.' De Cock keek de man schuins aan. 'Acht u hem tot moord op zijn vader in staat?' vroeg hij met een zweem van ongeloof. Lodewijk van Weegen reageerde fel. 'Absoluut!' riep hij hoofdknikkend. 'Als Ronald bij een bankoverval een wildvreemde man kan neerschieten, waarom zou hij dan aarzelen om zijn vader te vermoorden… een man die hem, volgens eigen zeggen, had verloochend en verraden.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Die woorden heeft Ronald wel eens gebezigd… verloochend en verraden?' 'Exact.' De Cock plukte peinzend aan zijn onderlip. Hoewel hij het verstandelijk niet kon onderbouwen, wekte de vlot formulerende psychiater lichte gevoelens van wrevel bij hem op. 'Bent u lid van de Zoekers van Osiris?' vroeg hij plotseling. Lodewijk van Weegen schudde zijn hoofd. 'Met die nonsens houd ik mij niet op.' 'Volgens mevrouw De Leeuw was Adriaan een belijdend lid van die sekte.' Lodewijk van Weegen glimlachte. 'Be-lij-dend,' herhaalde hij smalend. 'Adriaan was een opportunist. Hij had een paar vrouwen in behandeling met psychische problemen. Ze bleken lid van de Zoekers van Osiris. Toen de sekteleider daarvan hoorde, bezocht hij Adriaan en verbood hem de behandeling voort te zetten. Volgens de sekteleider behoorden psychische problemen in de boezem van de sekte te worden opgelost.' Lodewijk van Weegen grijnsde breed. 'Toen werd Adriaan lid van de sekte.' De Cock knikte begrijpend. 'En zette de behandeling van de vrouwen voort.' 'Precies. Dat was de stijl van Adriaan. Ik heb sterk het vermoeden, dat hij niet eens wist wie Osiris was en waarom de gelovigen symbolisch naar zijn lijkdelen zochten.' De Cock liet het onderwerp rusten. 'Mevrouw De Leeuw maakte zich de laatste weken zorgen om haar man. Op de avond van de moord was ze bij mij aan de Warmoesstraat en riep mijn hulp in. Ze was er absoluut van overtuigd, dat haar man bang was… bezield van angsten. Ze had het idee, dat hij zich ernstig bedreigd voelde… dat hij het einde van zijn leven naderbij wist.' De oude rechercheur zweeg even en gebaarde voor zich uit. 'Gezien haar relatie met u, neem ik aan dat zij haar zorgen om haar man met u heeft gedeeld?' Lodewijk van Weegen knikte. 'Dat heeft ze. Dat zij uiteindelijk u aan de Warmoesstraat consulteerde, gebeurde op mijn aanraden. Ik had van uw reputatie gehoord. Ik zag geen andere mogelijkheid om haar te helpen. Bovendien wilde ik haar gevoelens niet kwetsen.' De Cock keek hem verrast aan. 'Dat begrijp ik niet. In welk opzicht wilde u haar gevoelens niet kwetsen?' Lodewijk van Weegen streek met de rug van zijn hand langs zijn droge mond. 'Hij… eh, hij was haar man. Voor de buitenwereld was er toch de schijn van een goed huwelijk.' ' De Cock wond zich op. De halfslachtige antwoorden prikkelden hem. 'U had met uw… eh, vriend Adriaan de Leeuw over zijn angsten gesproken?' 'Nee.' De Cock keek hem verwonderd aan. 'Hoe wist u dan dat de gevoelens van mevrouw De Leeuw gekwetst konden worden?' Lodewijk van Weegen kuchte. 'Ik meende te kennen… of beter gezegd: ik kende de oorzaak van zijn angsten.' De Cock boog zich naar voren. 'Kende u die?' vroeg hij vol ongeloof. Lodewijk van Weegen gebaarde achteloos. 'Het was niet voor het eerst dat Adriaan de Leeuw in de problemen was geraakt. De echtgenoot van een jonge vrouw, die hij tijdens haar behandeling voor een postnatale depressie seksueel had misbruikt, had aangekondigd hem te vermoorden.' 'Dat heeft Adriaan de Leeuw u verteld?' 'Nee.' De Cock boog zich ver naar voren. Het licht blozende gelaat van de man was dichtbij. 'Hoe komt u aan die wetenschap?' vroeg hij scherp. Lodewijk van Weegen deinsde iets terug. 'Die jonge vrouw… die jonge vrouw met haar postnatale depressie… is nu bij mij in behandeling.' 7 'Waar zat je?' Vledder keek De Cock verongelijkt aan. 'Beneden, achter de balie bij de wachtcommandant.' 'Wat had je daar te zoeken?' Vledder maakte een verontschuldigend gebaar. 'Toen ik eindelijk in de Warmoesstraat onze Golf kwijt kon en ik in gestrekte draf naar jou wilde snellen, vertelde Jan Kusters mij, dat Lodewijk van Weegen bij jou op bezoek was en ik wilde je tijdens jouw onderhoud met hem niet storen.' De oude rechercheur beluisterde de toon en gniffelde. 'Heel attent.' Vledder duimde over zijn schouder. 'Een deftige heer, die Lodewijk van Weegen. Ik zag hem weggaan. Een antracietgrijze jas, een witzijden sjaal en een prachtige zwarte gleufhoed. Zo stel ik mij altijd een baron voor… een jonkheer.' De Cock snoof. 'Een kinderlijke voorstelling.' Vledder maakte een schouderbeweging. 'Noblesse oblige.' De oude rechercheur glimlachte vergoelijkend. 'Zijn verschijning maakte ook op mij wel enige indruk. Psychiater Van Weegen is een goedgeklede man. Knap van uiterlijk en uiterst charmant. Ik begrijp volkomen waarom mevrouw De Leeuw zich tot hem aangetrokken voelt.' Vledder grijnsde. 'En uit liefde voor hem vrolijk bereid was tot een kille moord om eindelijk van haar eigen wettige echtgenoot verlost te zijn.' De Cock wreef zich achter in zijn nek. 'Jij zegt die dingen altijd zo cru,' sprak hij bestraffend, 'zo denigrerend. Het kost mij gevoelsmatig toch wel enige moeite om in de bekoorlijke mevrouw De Leeuw een koelbloedige moordenares te zien.' Vledder gebaarde verongelijkt. 'Juist haar bekoorlijkheid kan een rol spelen. We weten niet wat voor plannen zij en haar minnaar hebben gesmeed.' De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Ik sluit die mogelijkheid ook niet uit,' reageerde hij licht geprikkeld. 'Dat zou dom zijn. Mevrouw De Leeuw heeft inderdaad een motief… wellicht meer dan een. Als wij Lodewijk van Weegen mogen geloven, dan was haar man niet bepaald een braaf echtgenoot. Bovendien is haar alibi niet waterdicht.' 'Had jij die Lodewijk van Weegen vanmiddag op het bureau ontboden?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Het was zijn eigen initiatief. Toen ik kwam, zat hij boven op mij te wachten.' 'Om wat te doen?' De Cock spreidde zijn beide handen. 'Hij vertelde mij, dat hij na rijp beraad en overleg met mevrouw De Leeuw had besloten om aan mij te openbaren, dat er al geruime tijd een verhouding tussen hen beiden bestond.' Vledder grinnikte. 'Heel openhartig,' reageerde hij smalend. 'Maar die relatie kenden we al.' De Cock knikte. 'Het was een tactische zet… mogelijk uitgedacht door mevrouw De Leeuw, nadat haar zoon haar vanmorgen van moord op zijn vader had beschuldigd.' Vledder keek hem schuins aan. 'Een tactische zet… je bedoelt, dat de wetenschap omtrent die verhouding ons niet langer tot voordeel strekt?' 'Precies.' Vledder grijnsde. 'Ik zou voorzichtig zijn met die twee. Mevrouw De Leeuw in combinatie met die charmante heer Lodewijk van Weegen vormt voor jou een gevaarlijk duo.' De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Gevaarlijk?' vroeg hij met een tikkeltje ongeloof. 'Dat zie ik niet.' Vledder grinnikte. 'Een psychiater en de ex-vrouw van een psychiater lijkt mij een koppel dat vrij gemakkelijk de denkpatronen van een oude speurder kan doorgronden.' De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip. 'Dat risico neem ik.' Hij gleed nadenkend met zijn pink over de rug van zijn neus. 'Volgens mij,' formuleerde hij voorzichtig, 'maakte Lodewijk van Weegen tijdens zijn eerste onderhoud met mij al een kleine vergissing.' Vledder keek hem nieuwsgierig aan. 'Wat voor een vergissing?' 'Hij zei, dat hij meende te weten waarom Adriaan de Leeuw de laatste weken voor zijn dood voortdurend door gevoelens van angst werd beheerst.' Vledder boog zich met een ruk naar voren. 'Dat meende hij te weten?' De Cock knikte. 'Volgens Lodewijk van Weegen had psychiater Adriaan de Leeuw een knappe jonge vrouw, die leed aan postnatale depressie, tijdens de behandeling in zijn werkkamer aan de Kalkmarkt een paar maal seksueel misbruikt.' Vledder fronste zijn wenkbrauwen. 'Tegen haar zin?' De Cock gebaarde voor zich uit. 'Dat weet ik niet. In ieder geval zou De Leeuw misbruik van zijn positie als arts hebben gemaakt.' 'Hoe kwam dat aan het licht?' De Cock zuchtte. 'Na een vertrouwelijk overleg met haar moeder vertelde de jonge vrouw haar ervaringen met de psychiater aan haar eveneens nog jonge echtgenoot.' Vledder sloeg zijn rechterhand verschrikt voor zijn mond. 'En die,' sprak hij hees, 'ontstak daarover in woede en bedreigde de psychiater met de dood.' De Cock knikte. 'Hij bezwoer hem te vermoorden.' Een tijdje zwegen beiden. Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Mevrouw De Leeuw vertelde ons, dat haar man met niemand over zijn angsten wilde praten. Had hij er toch met Lodewijk van Weegen over gesproken?' 'Nee.' Vledder keek hem verwonderd aan. 'Hoe wist hij dat dan?' De Cock grinnikte. 'Dat is een vraag die ook onmiddellijk bij mij op kwam.' 'Uiteraard.' De Cock gebaarde voor zich uit. 'De jonge vrouw was sindsdien van psychiater veranderd. Zij was na haar slechte ervaringen bij De Leeuw weggegaan en bij Lodewijk van Weegen in behandeling gekomen. Aan hem had ze alles opgebiecht… het seksuele misbruik door haar vroegere psychiater en de door haar man geuite bedreigingen.' Vledder keek zijn oude collega met grote ogen aan. 'In feite weet Lodewijk van Weegen dus wie Adriaan de Leeuw vermoordde?' De Cock knikte traag. 'Dat zegt hij.' 'En?' 'Wat bedoel je?' 'Heeft hij jou de naam van die jonge echtgenoot genoemd?' 'Dat weigerde hij… beriep zich op zijn beroepsgeheim.' Vledder keek hem ongelovig aan. 'Daar nam jij genoegen mee?' De Cock antwoordde niet direct. De milde expressie van zijn gelaat veranderde. De vrolijke accolades rond zijn mond verstarden tot een stalen masker. 'Ik stelde aan Lodewijk van Weegen,' antwoordde hij strak, 'de vraag of hij zijn collega Adriaan de Leeuw… gezien de ernst van de bedreiging… had benaderd.' Vledder knikte begrijpend. 'Om te weten te komen of de angsten die Adriaan de Leeuw teisterden… angsten, die hij kende middels zijn vrouw… inderdaad verband hielden met de bedreigingen van de jonge echtgenoot.' 'Exact.' 'Wat zei hij?' De Cock grijnsde. 'Hij antwoordde dat hij er niet met Adriaan de Leeuw over had gesproken. Dat hij het zelfs niet had overwogen om dat te doen. Voor hem was er geen enkele twijfel. Hij ging er zonder meer van uit, dat zijn hypothese juist was.' De oude rechercheur zweeg even en leunde in zijn stoel achterover. 'Die houding,' ging hij verbeten verder, 'heb ik Lodewijk van Weegen hoogst kwalijk genomen. Het was volgens mij heel goed mogelijk, dat de angsten van Adriaan de Leeuw een geheel andere oorsprong hadden. Wanneer Van Weegen zijn collega tijdig had ingelicht en voor de plannen van de jonge echtgenoot van zijn patiënte had gewaarschuwd…' De Cock stak gebarend zijn rechterwijsvinger omhoog. '… op een moment, dat de moord nog had kunnen worden voorkomen… dan was Adriaan de Leeuw, zo stelde ik, vermoedelijk nu nog in leven.' Vledder keek zijn oudere collega bewonderend aan. 'Knap… heel knap. Hoe reageerde hij?' De Cock grijnsde. 'Hij capituleerde en noemde mij de naam.' Vledder slikte. 'Van zijn patiënte met klachten over een postnatale depressie?' De Cock knikte. 'Melanie van Buuren, negentien jaar, echtgenote van Marinus de Vries, oud drieëntwintig jaar, profvoetballer van beroep.' 'Profvoetballer… is dat een beroep?' 'Een roeping.' 'Ken je hem?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Niet persoonlijk. Ik heb hem wel eens over het beeldscherm zien draven bij Studio Sport. Het is een goede speler. Boven de middelmaat. Volgens mij is hij al eens voor het Nederlands elftal genomineerd.' Vledder keek hem onderzoekend aan. 'Weet jij iets van voetbal?' De Cock grinnikte. 'Een stomme vraag. Iedere Nederlander weet iets van voetbal. Bovendien heb ik vroeger zelf gespeeld.' Vledder keek hem monsterend aan. 'Met jouw pyknische habitus?' vroeg hij ongelovig. 'Ik kan het mij nauwelijks voorstellen.' De Cock keek hem verontwaardigd aan. 'Ik was eens een slanke jongeling.' Vledder grinnikte. 'Dat is vaderlandse geschiedenis. Was je goed?' 'Als voetballer?' 'Dat bedoel ik.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Wel fanatiek. Er bestonden nog geen gele kaarten, anders had ik er mijn kamer mee kunnen behangen.' 'En je bent er ook niet rijk van geworden?' De Cock grinnikte. 'Ik was bij een arme club. Wij kleedden ons om in een tochtige houten keet zonder douches. Na afloop schepten we met een wit emaille schaaltje water uit de sloot om de klei van onze knieën te wassen.' Vledder lachte. 'Gaan we hem arresteren?' 'Wie?' 'Die Marinus de Vries.' De Cock staarde voor zich uit. 'Niet op basis van het verhaal van Lodewijk van Weegen,' sprak hij bedachtzaam. 'Dat is te vaag. Te ver van de bron. Ik wil eerst met hem praten. Het liefst in bijzijn van zijn jonge vrouw.' 'Waarom?' De Cock maakte een wat wrevelig gebaar. 'Ik wil weten wanneer Marinus de Vries zijn bedreigingen heeft uitgesproken… waar… in bijzijn van wie? Ik wil de ernst van die kreet bepalen. Ik heb die jongen nagetrokken. Marinus de Vries komt in onze administratie niet voor. Hij is nog nooit met de politie of justitie in aanraking geweest.' Vledder maakte een grimas. 'Dat zegt niets,' reageerde hij fel. 'Ik kan mij voorstellen, dat een man in woede ontsteekt en uit wraak tot moord besluit wanneer hij hoort, dat zijn vrouw seksueel is misbruikt. Dat is menselijk. Dat heeft niets met een crimineel verleden te maken.' De Cock ademde diep. 'Een dichter zei eens: want-tussen-droom- en-daad-staan-wetten-in-de-weg-en-praktische- bezwaren.' Vledder snoof. 'Denk je nog aan die wetten… zie je die praktische bezwaren nog… als je bloed kookt?' De Cock negeerde de opmerking. 'Ook Adriaan de Leeuw komt in onze administratie niet voor. Er is tegen de psychiater nog nooit een aanklacht terzake een zedenmisdrijf ingediend.' Vledder trok zijn mond strak. 'Dan heeft hij geluk gehad.' 'Of hij was niet zo viriel als Lodewijk van Weegen mij heeft geschetst.' Vledder boog zich iets naar voren. 'Waar woont die Marinus de Vries?' De Cock trok de lade van zijn bureau open en raadpleegde een notitie. 'In Duivendrecht in de Houtzaagmolen.' 'Wanneer gaan we op pad?' De Cock keek omhoog naar de grote klok boven de toegangsdeur van de recherchekamer. 'Als we nu weggaan, zitten we midden in de avondspits en ik heb de pest aan files.' De oude rechercheur kwam uit zijn stoel omhoog en slenterde naar de kapstok. Vledder liep hem na. 'Waar ga je heen?' De Cock draaide zich half om. 'Naar Smalle Lowietje. Mijn droge keel dorst naar een cognackie.' Caféhouder Lowietje, wegens zijn geringe borstomvang in de rosse buurt meestal Smalle Lowietje genoemd, streek langs zijn morsig vest en stak De Cock hartelijk de hand toe. 'Ik heb u een paar dagen niet gezien,' kirde hij opgewekt. De grijze speurder hees zich naast Vledder op een kruk. 'De dienst gaat voor het meisje,' grapte hij, 'vandaar de naam dienstmeisje.' De caféhouder keek hem olijk aan. 'Gaat de dienst ook voor de cognac?' De Cock tuitte zijn lippen. 'Dat kan best samengaan.' Smalle Lowietje dook aalglad onder de tapkast, pakte de fles fijne cognac Napoleon, die hij speciaal voor De Cock had gereserveerd, en stak deze omhoog. 'Hetzelfde recept?' Zonder op antwoord te wachten, bedekte hij de bodem van drie bolle glazen, want de tengere caféhouder dronk er altijd eentje mee. Ze namen de glazen op, warmden de cognac in de hand, snoven en proefden met kleine teugen. Het was een ceremonie die zij bij elk gezamenlijk treffen opvoerden, ingetogen, ernstig, devoot, als gold het een religieuze gebeurtenis. Hoewel Smalle Lowietje in zijn bewogen leven bijna alles had gedaan wat God en het Wetboek van Strafrecht hadden verboden, beschouwde de grijze speurder hem als een vriend. En dat was wederkerig. Het feit dat De Cock uitdrukkelijk het recht vertegenwoordigde, deed daar geen afbreuk aan. Smalle Lowietje zette zijn glas neer. 'Druk aan de kit?' De Cock speelde met het glas in zijn hand. 'Vledder en ik zijn bezig met een moord op een psychiater.' De blik van de caféhouder verhelderde. 'Die van de Kalkmarkt?' 'Precies.' Smalle Lowietje trok zijn muizensmoeltje tot een grijns. 'Ik heb er geen hartzeer van.' 'Hoe bedoel je?' De caféhouder pakte zijn glas weer op. 'Wat moet je met die kerels?' Hij nam een slok. 'Ik ben katholiek.' Smalle Lowietje schudde zijn hoofd. 'Ik doe er niet veel meer aan. Alleen in de kerstnacht ga ik nog wel eens naar de mis. Maar in mijn jonge jaren was ik een trouw kerkganger. Ik moest wel. Daar zat mijn moeder achter.' De caféhouder zuchtte. 'En ik ging naar de biecht… op zijn tijd. En als ik wat uitgevreten had, ging ik wat vaker.' De Cock knikte voor zich uit. 'Je ging dus vaak.' Smalle Lowietje wuifde de opmerking weg. 'Na de biecht…' ging hij onverstoord verder, '… en soms een paar rozenhoedjes, was je het kwijt… begrijp je, dan knaagde het niet meer zo vanbinnen.' De Cock knikte. 'En daar hebben ze nu psychiaters voor.' Smalle Lowietje keek De Cock tevreden aan. 'Inderdaad, psychiaters. Die hebben ervoor geleerd.' Hij snoof verachtelijk. 'Maar ze zijn lang niet zo goed als die oude biechtvaders van vroeger. Ze maken de mensen niet blijer, vrolijker… geven je geen gevoel van verlossing. Integendeel. Ze diepen steeds meer ellende uit je ziel op.' Hij klopte met zijn vrije vuist op zijn borst. 'En zo mooi ziet het er bij ons mensen vanbinnen niet uit. We hebben allen van die donkere gaten.' De Cock lachte. 'Heb jij wel eens van de Zoekers van Osiris gehoord?' veranderde hij van onderwerp. De tengere caféhouder trok zijn neus iets op. 'Die gekke sekte, die in het oude gebouw van De Papieren Wereld aan de Prinsengracht is neergestreken?' De Cock veinsde verbazing. 'Waarom gek?' Smalle Lowietje snoof. 'Geschift. Bij volle maan lopen ze in ploegjes langs de Wallen en vragen aan de meiden of ze weten waar ene Osiris ligt begraven.' De caféhouder trok zijn schouders op. 'De meiden op de Wallen begrijpen er niets van. En dan leggen ze uit, dat ze op zoek zijn naar delen van het lijk van Osiris. Als ze die gevonden hebben, is dat het begin van een nieuw leven.' 'Een leven na de dood.' Smalle Lowietje grinnikte. 'Zoiets ja. Ze proberen de meiden ook lid van de sekte te maken. Dan worden ze op de Prinsengracht ingewijd en dan krijgen ze een amulet van stieplood aan een ketting. Die amuletten gieten ze zelf van het letterzetmateriaal, dat nog in de oude drukkerij van Gerard Koster in De Papieren Wereld was achtergebleven.' 'Isisbloed.' De tengere caféhouder keek hem achterdochtig aan. 'Heet dat zo?' De Cock knikte. 'Dat amulet wordt Isisbloed genoemd.' 'Hoe weet u dat?' 'Die… eh, die psychiater was lid van de Zoekers van Osiris.' Smalle Lowietje boog zich iets naar voren. 'Ze deugen niet.' 'Die Zoekers van Osiris?' De tengere caféhouder schudde zijn hoofd. 'Als… eh, als iemand van de sekte dood wil… niet langer wil leven… dan weten ze daar wel een middeltje op. Er gaan verhalen, dat er nog wel eens iemand van de sekte sterft… meestal rijke leden, die vooraf hun geld aan de leider van de sekte hebben overgemaakt.' De Cock wreef gnuivend met zijn vlakke hand over zijn breed gezicht. 'Euthanasie met een gouden randje.' Het klonk cynisch. Smalle Lowietje keek hem verwijtend aan. 'Dat zeg je mooi, De Cock. Maar voor mij is het moord… gewoon moord.' 8 Ze reden met hun Golf de houten steiger achter het politiebureau af. Het regende zachtjes. Vledder, achter het stuur, zette de ruitenwissers in de eerste versnelling. De Cock blikte geamuseerd om zich heen. De grijze speurder hield van het late najaar met veel regen, loeiende stormen en lange donkere avonden. De drukte van de avondspits was geluwd. Op het Damrak weerspiegelden de felle lichtreclames kleurrijk in het natte asfalt. Over het brede trottoir schuifelden kooplustigen onder bollende paraplu's langs vrolijke etalages met baardige Sinterklazen en uitbundig grijnzende Pietermannen. Omdat de traag zwiepende ruitenwissers hem begonnen te irriteren, liet De Cock zich onderuitzakken. Vledder keek met een zorgelijke blik opzij. 'Ik vond het verhaal van Smalle Lowietje over de Zoekers van Osiris nogal alarmerend. Als men in de boezem van de sekte inderdaad zo te werk gaat als de caféhouder vertelde, dan wordt het tijd dat wij er iets aan gaan doen.' 'Wat?' Vledder reageerde heftig. 'Smalle Lowietje is in de regel goed geïnformeerd. In zijn verhaal zit vast een kern van waarheid.' De Cock knikte gelaten. 'In wezen is het geen aanvulling op hetgeen Cornelis Bervoets, de leider van de sekte, ons vertelde. Wanneer iemand van de sekte voor de dood kiest — in de optiek van de sekte: naar een nieuw leven verlangt — dan is elk middel geoorloofd… zelfs een nekschot.' Vledder grinnikte vreugdeloos. 'We kunnen die waanzin toch niet toestaan?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Geloof is geen waanzin,' antwoordde hij kalm. 'Geloof is een overtuiging. En voor ons politiemensen onaantastbaar. Ik bedoel, we mogen niemand om het belijden van zijn overtuiging veroordelen. Eerst wanneer iemand vanuit die overtuiging een handeling pleegt, die volgens onze wetgeving strafbaar is gesteld, kunnen we als gezagdragers optreden.' De oude rechercheur drukte zich iets omhoog. 'Adriaan de Leeuw is met een nekschot vermoord,' ging hij geduldig verder. 'Zie jij een mogelijkheid om de sekte daarvoor juridisch aansprakelijk te stellen?' Vledder schudde geërgerd zijn hoofd. 'Maar het is toch te gek, dat…' De Cock onderbrak hem. 'De Nederlandse wetgeving,' sprak hij rustig, 'kent geen collectieve schuld. We zullen de man of de vrouw moeten ontmaskeren, die de revolver hanteerde waaruit het dodelijke schot viel. En daarbij komt nog: de Zoekers van Osiris hadden bij de dood van Adriaan de Leeuw geen enkel financieel voordeel. De psychiater had bij testament zijn gehele vermogen overgedragen aan zijn vrouw… de laatstlevende van de echtvereniging.' 'Je bedoelt dat de sekte geen motief had?' De Cock spreidde zijn beide handen. 'Niet het motief dat Smalle Lowietje ons schetste.' Vledder keek met een verbeten gezicht naar het rood van een stoplicht, dat naar zijn gevoel te lang weigerde om op groen te springen. 'Deze zaak begint mijn zenuwen te kietelen,' gromde hij. 'Er zit kop noch staart aan.' De Cock liet zich weer onderuitzakken. De monotoon zwiepende ruitenwissers stoorden hem opnieuw. 'Waar is de amulet van Adriaan de Leeuw?' 'Bij de technische dienst.' 'Heb je al uitsluitsel?' Vledder reed het kruispunt over en knikte. 'Het materiaal is stieplood met daarover een laagje emaille.' De Cock grinnikte. 'Smalle Lowietje moet zo'n amulet in handen hebben gehad. Vermoedelijk heeft een van de vrouwtjes van de Wallen als nieuw lid van de sekte het Isisbloed aan de caféhouder laten zien.' 'Helpt ons dat verder?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik begrijp nog steeds niet waarom de sekteleider zo'n betrekkelijk waardeloze amulet zo graag weer in zijn bezit wil hebben.' 'Mevrouw De Leeuw heeft er geen bezwaar tegen dat de amulet van haar man aan de sekteleider wordt teruggegeven.' 'Heb je haar gebeld?' Vledder knikte. 'Beneden bij de wachtcommandant, toen jij met Lodewijk van Weegen bezig was. Ze was erg timide. Haar stem klonk zwak. Ze vertelde, dat zij op verzoek van rechercheur Harold Buijs naar het politiebureau aan de Flierbosdreef was gegaan en daar met haar zoon had gesproken.' Het gezicht van De Cock verstarde. 'Pijnlijk.' 'Ze zei, dat ze zich met haar zoon Ronald had verzoend en dat ze graag met de familie van het slachtoffer in contact had willen komen om… ook namens haar zoon… spijt te betuigen. Ze was nogal ontstemd over de houding van de politie.' 'Hoezo?' 'Harold Buijs had haar de naam van het slachtoffer niet willen noemen.' De Cock knikte instemmend. 'Begrijpelijk. Daarvoor is het nog te vroeg.' Via de Wibautstraat en het Prins Bernhardplein bereikten ze de Gooiseweg. Vledder keek opzij. 'Wat is het adres van die voetballer?' 'Houtzaagmolen 357.' 'Weet jij het te vinden?' De Cock grinnikte. 'Feilloos. In ken Duivendrecht nog uit de tijd dat Baantjer daar woonde. Ik ging destijds wel eens bij hem op bezoek om mij te beklagen over zijn ongebreidelde fantasie.' 'Waar woont hij nu?' 'In Medemblik.' 'Hij schrijft nog steeds over ons.' De Cock zuchtte omstandig. 'We kunnen het hem moeilijk verbieden.' Vledder zette de Golf op een parkeerplaatsje. De rechercheurs stapten uit en gingen te voet verder. Het regende nog steeds. De Cock likte aan een regendruppel die van het puntje van zijn neus gleed. De beide rechercheurs blikten om zich heen. Het woonerf in de Houtzaagmolen maakte een verlaten indruk. Voor nummer 357 bleven ze staan en bewonderden de kleine, goedverzorgde voortuin, afgescheiden met coniferen. Nog voor De Cock had aangebeld, ging de buitendeur open. In de deuropening verscheen een stevig gebouwde jongeman in een strakke spijkerbroek. Zijn lichtblonde haren glansden in het licht van de buitenlantaarn. Hij stapte met uitgestoken hand op de grijze speurder toe. 'U moet bij mij zijn, meneer De Cock,' riep hij opgewekt. De oude rechercheur keek hem verrast aan. 'U wist dat ik zou komen?' vroeg hij verwonderd. De jongeman glimlachte. Hij drukte ook Vledder de hand en wees naar de voordeur. 'Kom binnen. Melanie en ik zitten al een paar uur op u te wachten.' Hij ging de rechercheurs voor naar een gezellige woonkamer met veel pluchen speelgoedbeesten en diepe fauteuils in een kleurrijk bloemmotief met veel geel van zonnebloemen. De Cock liet zich in een fauteuil zakken en legde zijn hoedje naast zich op het tapijt. De grijze speurder monsterde de jonge vrouw op een bank voor hem. Ze droeg een nauwsluitende wijnrode rok met daarop een witzijden blouse met een kanten kraagje. Melanie van Buuren, zo stelde hij vast, was mooi, aantrekkelijk, met grote amandelvormige ogen en een weelde aan lang krullend kastanjebruin haar. Marinus de Vries ging naast haar zitten. 'Het is mijn fout,' sprak hij armzwaaiend. 'Ik kan er niets aan doen. Het hart ligt me op de tong. Toen Melanie mij vertelde dat die vieze oude psychater aan haar had zitten frunniken, heb ik tegen iedereen gezegd dat ik hem koud zou maken.' De Cock gebaarde met beide handen in zijn richting. 'En… heb je hem koud gemaakt?' Marinus de Vries grinnikte vreugdeloos. 'Natuurlijk niet. Je zegt zoiets in je drift… omdat je je woede even kwijt wil. Ik heb niet eens een aanklacht tegen die man ingediend.' De profvoetballer glimlachte. 'Toen ik vanmorgen in de krant las, dat die De Leeuw voor zijn huis aan de Kalkmarkt was neergeschoten en dat u het onderzoek leidde, zei ik onmiddellijk tegen Melanie: wedden, dat die rechercheur De Cock vandaag nog bij ons op de stoep staat?' 'Vreemd?' Marinus de Vries schudde resoluut zijn hoofd. 'Het zat erin. Er zijn altijd mensen die zich herinneren wat je hebt gezegd.' De Cock keek demonstratief om zich heen. 'Heb je er bezwaar tegen, dat wij straks even rondneuzen om te zien waar je die revolver hebt verstopt?' Marinus de Vries glimlachte. 'Als ik het had gedaan, dacht u dan dat ik het schiettuig in mijn huis bewaarde? Ik had dat ding allang ergens geplompt.' De Cock reageerde niet. Hij wendde zich tot Melanie. 'Heb jij aan psychiater Van Weegen verteld, dat De Leeuw aan je had… eh, gefrunnikt?' Melanie knikte. 'Hij vroeg mij waarom ik mijn behandeling bij De Leeuw niet had voortgezet.' 'Heb je aan Van Weegen ook verteld hoe je man had gereageerd?' Melanie knikte opnieuw. 'Ik zag daar geen kwaad in. Ik ken Marinus; een grote bek, maar een klein hartje. Zelfs de trainer van zijn club zegt dat hij te lief is. Ik heb nooit gedacht dat iemand er ernstig op in zou gaan.' De Cock maakte een hulpeloos gebaar. 'Moord vraagt om een motief.' De donkere ogen van Melanie schoten vuur. 'Marinus is een…' De Cock wuifde haar agressie weg en veranderde van onderwerp. 'U had last van postnatale depressies?' vroeg hij vriendelijk. 'Dat zei mijn dokter.' 'En die stuurde u naar psychiater De Leeuw.' Melanie knikte. 'Volgens mijn huisarts de beste die er was.' 'Hoe is het met de baby?' Het gezicht van Melanie vertederde. 'Ze ligt boven in haar bedje. Het is een beeld. Moet u haar straks even zien?' De Cock glimlachte. 'Hoe is het nu met u?' 'Goed.' 'Hoe lang bent u bij psychiater De Leeuw aan de Kalkmarkt in behandeling geweest?' 'Ruim drie maanden.' 'Hebt u aan de Kalkmarkt wel eens andere patiënten van psychiater De Leeuw ontmoet?' Melanie antwoordde niet direct. Ze keek wat schichtig opzij naar haar man. 'Marinus heeft liever niet, dat ik er met u over praat,' sprak ze schuchter. 'We hebben er vanmiddag al woorden over gehad. Het gaat ons niets aan, zegt hij.' 'Wat niet?' Marinus de Vries boog zich iets naar voren. 'Het was volgens Melanie een zielig jong vrouwtje. Lief, klein en tenger. Ze leed aan trauma's… verschrikkelijke angstbeelden uit haar jeugd. Melanie had erg met haar te doen. Volgens haar kon je de vertwijfeling en de angst van haar gezichtje scheppen.' Vledder toonde hem een vriendelijke grijns. 'Waarom,' vroeg hij met een zweem van verwondering, 'wil jij niet dat Melanie er met mij over praat?' Marinus de Vries liet zijn hoofd iets zakken. 'Wij willen nergens bij betrokken raken.' De Cock toonde verbazing. 'Hoe kan dat?' Marinus de Vries keek naar hem op. 'Wat bedoelt u?' De Cock gebaarde breed. 'Hoe kunnen jullie ergens bij betrokken raken?' Marinus de Vries leunde achterover op de bank en zuchtte. 'Vertel jij het maar, Melanie.' De jonge vrouw aarzelde even. 'Hannelore had een keer aan mij gevraagd of ik eens bij haar op visite wilde komen om haar huis te zien, haar tuin en…' De Cock onderbrak haar. 'De patiënt van psychiater De Leeuw met trauma's uit haar jeugd heette Hannelore?' Melanie knikte. 'Hannelore de Brunetière. Een moeilijke naam. Haar man was van Franse afkomst.' De jonge vrouw stond van de bank op. Uit een zilveren vaasje op het dressoir pakte ze een notitie. 'Brunetière,' las ze hardop, 'met één "n" en een streepje op de tweede "e", Nieuwe Bussummerweg 1013 in Huizen.' Melanie deed de notitie in haar vaasje terug en nam weer plaats op de bank naast haar man. 'De laatste keer dat ik bij De Leeuw in behandeling was,' ging ze verder, 'miste ik Hannelore. In de regel was zij voor mij aan de beurt. Dan was er altijd wel even tijd voor een babbeltje. Ik vroeg aan de psychiater of mevrouw De Brunetière haar behandeling bij hem had afgebroken. De Leeuw schudde zijn hoofd en zei dat ze om persoonlijke redenen had afgebeld.' Melanie zweeg en staarde voor zich uit. De Cock trilde van intense spanning. Het adres in Huizen had zijn bloedstroom versneld. De oude rechercheur bedwong zijn emoties. Hij begreep dat hij de jonge vrouw de tijd moest gunnen om haar verhaal af te maken. 'Ik… eh, ik had die middag niets te doen,' vervolgde Melanie. 'Marinus was trainen en kwam pas tegen de avond thuis. Ik reed na de behandeling direct met mijn autootje vanaf de Kalkmarkt naar Huizen. De Nieuwe Bussummerweg 1013 bleek een kapitale villa met een brede oprijlaan. Ik stapte uit en belde aan. Het duurde enige tijd. Toen werd de deur opengedaan door een lange slanke man in een zwartzijden kamerjas. Hij keek mij wat verwonderd aan en vroeg wat ik wilde. Ik vertelde wie ik was en dat ik Hannelore kwam bezoeken.' De Cock schoof naar het puntje van zijn fauteuil. De oude rechercheur kon zijn ongeduld niet langer bedwingen. 'En toen?' vroeg hij gehaast. 'En toen?' Melanie frommelde aan de kraag van haar bloesje. ' "Hannelore," ' zei ze mat, ' "Hannelore is er niet… is er niet meer," zei hij. "Ze werd vannacht vermoord." ' Ze reden met hun Golf Duivendrecht uit. Zwijgend. Het regende niet meer. Het wolkendek dat de stad had omhuld, was naar het oosten weggedreven. Een volle maan stond helder aan de hemel en toverde een zilveren gloed op de verkeersborden langs de randweg. Vledder staarde nors voor zich op de weg. Zo nu en dan blikte hij heimelijk opzij naar De Cock, die onderuitgezakt naast hem zat. Het gezicht van de grijze speurder leek op een donderwolk kort voor de eerste bliksemflits. De oude rechercheur schoof zijn hoedje ver naar achteren en klapte met de muis van zijn rechterhand tegen zijn voorhoofd. 'Stom, stom, stom,' gromde hij. 'Het is mij ontschoten. Ik had met de politie in Huizen willen bellen voor informatie.' Hij draaide zich half om naar Vledder. 'Ik had ook niet naar je moeten luisteren,' siste hij van tussen zijn tanden. 'Toen de moord op die jonge vrouw op de telex kwam, had ik mijn gevoel moeten volgen en naar Huizen moeten gaan.' Vledder gebaarde afwerend. 'Dat is onzin. We hadden op dat moment in Huizen niets te zoeken. Dat wij later zouden worden opgezadeld met een vrijwel identieke moord, op psychiater De Leeuw, was niet te voorzien.' De Cock zuchtte. 'Ik had dan beslist een verband gelegd tussen beide moorden. Dat heb ik nu verzuimd. Als Melanie ons pad niet had gekruist, dan had ik dat verband vermoedelijk nog niet gezien.' Vledder keek hem van terzijde aan. 'Jij bent van dat verband overtuigd?' De Cock knikte. 'Hannelore de Brunetière was bij psychiater De Leeuw in behandeling en beiden zijn met een nekschot afgemaakt. Er moet ergens een link zijn.' 'Hoe… waar?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Geen flauw idee.' Vledder grijnsde. 'Zou psychiater De Leeuw ook aan die Hannelore hebben gefrunnikt?' De Cock drukte zich omhoog. 'Frunniken,' riep hij kwaad. 'Frun-ni-ken. Wat een rotwoord. Naar mijn gevoel hebben die beide moorden niets met frunniken te maken. Uitgaande van de chronologie, kan men hoogstens gissen dat de moord op psychiater De Leeuw een reactie… of een vervolg was op de moord in Huizen.' Vledder zuchtte. 'Je bedoelt, als wij het motief voor de moord in Huizen kennen, dat wij dan ook…' De jonge rechercheur stokte. 'Wil je er vanavond nog heen?' 'Waarheen?' 'Huizen.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Het is te laat. Ik denk, dat je er op dit uur geen enkele politieman meer vindt.' 'Wat wil je dan?' 'Wij gaan naar de Kalkmarkt.' Vledder fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat wil je daar doen?' 'Ik wil het behandeldossier van Hannelore de Brunetière bekijken. Misschien staat daar iets in wat ons verder helpt.' Vledder parkeerde de Golf op de Binnenkant en samen slenterden ze naar de Kalkmarkt. Er brandde nog licht in huize De Leeuw. De Cock belde aan. Al na luttele seconden werd de deur geopend. Mevrouw De Leeuw keek de beide rechercheurs verrast aan. 'Hebt u al vorderingen gemaakt?' vroeg ze vriendelijk. De Cock maakte een weifelend gebaartje. 'Misschien. Wij hadden graag inzicht in het behandeldossier van een jonge vrouw genaamd Hannelore de Brunetière.' Mevrouw De Leeuw deed een stapje opzij en deed de deur van haar woning verder open. 'Komt u binnen. Dan zoek ik het even voor u op.' De beide rechercheurs volgden haar naar de behandelkamer. Mevrouw De Leeuw gleed met haar rechterhand langs de rijen dossiers aan de wand. Ineens stopte ze en draaide zich om. 'Hannelore de Brunetière zei u?' De Cock knikte. 'Met een "n" en een streepje op de tweede "e".' Mevrouw De Leeuw schudde haar hoofd. 'Ik heb geen dossier van die naam. Het spijt me. Ene Hannelore de Brunetière is nooit bij mijn man in behandeling geweest.' 9 Traag en met sombere gezichten slenterden de rechercheurs van de Kalkmarkt terug naar hun wagen. Het maanlicht wierp lange schaduwen voor hen uit en bescheen aan de walkant een eenzame rat, scharrelend tegen het decor van een oude zolderschuit. Ze stapten in en Vledder reed de Golf van de Binnenkant weg. De jonge rechercheur perste zijn lippen opeen en klapte met zijn vuist op de rand van het stuur. 'Dat kan niet,' gromde hij. 'Het behandeldossier van die Hannelore de Brunetière moet er zijn. Mevrouw De Leeuw liegt als ze zegt dat die vrouw uit Huizen nooit bij haar man in behandeling is geweest.' De Cock schudde bestraffend zijn hoofd. 'Je-trekt te snel conclusies.' Vledder keek hem van terzijde aan. 'Geloof jij Melanie de Vries dan niet?' vroeg hij opgewonden. 'Zij heeft met die Hannelore de Brunetière bij psychiater De Leeuw in de wachtkamer gezeten… een paar maal wel. Hannelore heeft haar verteld, dat zij leed aan angstbeelden uit haar jeugd. Zo'n verhaal zuig je niet zomaar uit je duim.' De Cock knikte traag. 'Ik geloof haar,' reageerde hij kalm. 'Ze maakte op mij een betrouwbare indruk. Bovendien was ze in het bezit van haar adres.' Vledder maakte een wild gebaar. 'Hoe kan mevrouw De Leeuw dan zeggen,' brieste hij, 'dat Hannelore de Brunetière geen patiënt van haar man was?' Zonder op antwoord te wachten ging de jonge rechercheur verder. 'Herinner jij je nog wat ze ons vertelde op de avond van de moord op de psychiater? Op basis van de aantekeningen van haar man, hield zij de dossiers van de patiënten bij.' Vledder tikte met een kromme wijsvinger tegen de zijkant van zijn hoofd. 'Dat ben ik nog niet vergeten.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik ook niet,' sprak hij rustig. Vledder snoof. 'Ik zeg nog eens… ze liegt… ze liegt net zoals ze loog toen ze zei, dat haar man nooit ministers in behandeling heeft gehad.' De Cock gniffelde. De agitatie van zijn jonge collega amuseerde hem kostelijk. 'Dat laatste kan ik billijken,' reageerde hij kalm. 'Het is zelfs heel goed mogelijk, dat mevrouw De Leeuw op het moment dat jij haar over de ministers belde, al opdracht van de BeeVeeDee had gekregen om over die patiënten te zwijgen, of simpel te ontkennen dat die ministers ooit patiënt van haar man waren.' Vledder draaide zich met een ruk naar hem toe. 'En Hannelore de Brunetière?' vroeg hij uitdagend. De Cock antwoordde niet direct. Hij kwam iets overeind en wees rechts voor zich uit. 'Zet de wagen,' gebood hij vriendelijk, 'eens even op de parkeerplaats tegenover het scheepvaarthuis.' 'Waarom?' 'Ik wil die nieuwe ontwikkelingen van vanavond even rustig met je bepraten. Ik kijk nu voortdurend schuin achter tegen je nek.' Vledder bromde een verwensing. 'Ik parkeer daar niet graag. Het doet mij denken aan dat lijk dat wij daar vonden met een afgesneden penis.' De Cock wuifde de opmerking weg. 'Doe nu maar wat ik je zeg.' Vledder reed rechts de parkeerplaats op, zocht een vrije plek en bracht de wagen tot stilstand. Toen de jonge rechercheur de motor had afgezet, draaide hij zich half om en bracht zijn handen als verlengschelpen bij zijn oren. 'Ik luister.' De Cock negeerde de spot. 'Psychiater De Leeuw,' opende hij voorzichtig, 'werd niet voor niets vermoord. Ik bedoel: er is ergens een motief. Er zijn uiteraard talloze motieven te bedenken, maar gevoelsmatig ga ik ervan uit, dat het motief voor de moord verband houdt met zijn praktijk… zijn praktijk als psychiater. Smalle Lowietje had vanavond gelijk toen hij de psychiater van nu vergeleek met de vertrouwde biechtvader van vroeger. De biechtvader was streng gehouden aan zijn biechtgeheim en dat bracht hem als priester dikwijls in gewetensproblemen. Ik denk dat menig psychiater van nu dezelfde problemen kent. De vraag is: hoe ging psychiater De Leeuw met die problemen om? Noteerde hij alles… of vond hij het raadzaam om bepaalde geheimen die hem ter ore kwamen, niet aan het papier toe te vertrouwen.' Vledder knikte begrijpend. 'Je wilt zeggen,' formuleerde hij, 'dat Hannelore de Brunetière wel degelijk tot de patiënten van de psychiater kan hebben behoord, maar dat hij van haar behandeling geen aantekeningen heeft gemaakt.' De Cock gebaarde voor zich uit. 'Dat kan volgens mij een verklaring zijn voor het feit, dat mevrouw De Leeuw Hannelore de Brunetière niet als een patiënte van haar man kent.' Vledder knikte opnieuw. 'Mevrouw De Leeuw bouwde het patiëntenbestand op uit de aantekeningen die zij van haar man kreeg.' De Cock grijnsde. 'Precies. Kreeg zij geen aantekeningen, dan wist zij ook van het bestaan van de patiënt niet af. Je moet daarbij nog bedenken, dat er bij die twee ook geen sprake was van enige harmonie in hun huwelijk. Ik vermoed niet dat psychiater De Leeuw in de privésfeer met zijn echtgenote over zijn patiënten sprak.' Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'De vraag die dan opdoemt is: waarom week psychiater De Leeuw ten aanzien van zijn patiënte Hannelore de Brunetière van zijn gebruikelijke methodiek af… waarom maakte hij van haar trauma's, haar angstbeelden, geen aantekeningen?' De Cock wuifde glunderend naar het stuur van de Golf. 'Van mij mag je nu teruggaan naar de kit. Dit is de eerste verstandige opmerking die ik vanavond van je hoor.' Toen de twee rechercheurs de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapten, liep Jan Kusters met een kop dampende koffie in zijn rechterhand vanuit de kantine op hen toe. 'Ik wilde haar net een kop koffie gaan brengen.' De Cock keek hem niet-begrijpend aan. 'Wie?' De wachtcommandant gebaarde met zijn vrije hand omhoog. 'Een vrouw, die boven al meer dan een uur op jou zit te wachten.' De Cock trok een vies gezicht. 'Wat voor een vrouw?' De wachtcommandant grinnikte. 'Ze heet Kusters… Lilian Kusters, maar ze is geen familie van me.' De Cock blikte op zijn horloge. 'Het is al bijna half twaalf,' reageerde hij geprikkeld. 'Wat wil dat mens nog?' De wachtcommandant trok een verongelijkt gezicht. 'Ik vertrouwde erop, dat jullie nog even langs de kit zouden komen voor jullie naar huis gingen. Anders had ik haar wel weggestuurd.' De Cock liet zijn hoofd zakken. Hij strekte zijn rechterhand naar Jan Kusters uit. 'Geef mij de koffie maar mee. Ik geef het haar wel… namens een barmhartige wachtcommandant.' Lilian Kusters zette de koffie op de rand van het bureau van De Cock. Daarna deed ze haar beige mantel uit, vouwde die zorgvuldig op en nam plaats. Het gezicht van de oude rechercheur stond somber. De loomheid zakte in zijn botten. Hij had graag naar huis gewild, naar de warme chocolademelk uit de magnetron. Met een vermoeid gebaar zeilde hij zijn oude hoedje missend naar de kapstok. Met zijn regenjas nog aan liet hij zich in zijn bureaustoel zakken. 'Hoe later op de avond,' verzuchtte hij, 'hoe schoner volk.' Lilian Kusters negeerde de opmerking. 'U bent een bezet man,' opende ze vriendelijk. 'Vanaf vanmorgen tien uur probeer ik al met u in contact te komen.' De Cock veinsde verbazing. 'Al vanaf tien uur?' Lilian Kusters knikte. 'Ik las vanmorgen in de krant, dat psychiater De Leeuw op de Kalkmarkt was vermoord. Ik heb het hoofdbureau van politie gebeld en gevraagd wie die moord in behandeling had. Het hoofdbureau verwees mij naar de Warmoesstraat en aan de Warmoesstraat verwees men mij naar u, maar u was er nooit.' 'De vis wordt op zee gevangen.' Lilian Kusters keek de grijze speurder verwonderd aan. 'U bedoelt?' De Cock schonk haar een moede glimlach. 'Bij de recherche een oude wijsheid. Om een moord op te lossen moet men op pad.' 'Hebt u al resultaten geboekt?' De Cock antwoordde niet. De grijze speurder werd altijd wantrouwend wanneer een wildvreemde hem naar resultaten vroeg. Hij wees ontwijkend naar het randje van zijn bureau. 'Laat uw koffie niet koud worden.' Terwijl de vrouw met kleine teugjes dronk, keek de oude rechercheur haar scherp onderzoekend aan. Hij schatte haar op begin dertig. Ze had een lief, rond, door de zon gebruind gelaat. Alleen haar lippen waren iets aangezet in ceriserood. Verder had ze geen make-up. In verhouding tot haar gezicht was haar neus iets te klein en te smal. Haar lichtblauwe ogen kleurden goed bij haar kortgeknipte blonde ponykapsel. Toen de vrouw het lege kopje op de schotel terugzette, vroeg hij overbodig: 'U bent Lilian Kusters?' De vrouw knikte. 'Mijn eigennaam is Gottlieb… Lilian Gottlieb. Ik was met Kusters getrouwd… Henri-Martin Kusters, de stomste zet van mijn leven.' De Cock glimlachte. 'Ik concludeer hieruit dat u bent gescheiden?' Lilian Kusters knikte opnieuw. 'Eerst heeft hij al mijn geld opgemaakt en daarna bedroog hij mij met een ander. Toen heb ik gezegd: nou is het genoeg. Je zoekt je vertier maar elders. Ik heb geen zin om steeds…' Om aan een lange uiteenzetting over huwelijksperikelen te ontkomen, onderbrak De Cock haar abrupt. 'Waar woont u?' Lilian Kusters duimde over haar schouder. 'Hier in Amsterdam. Ik heb een flatje in de Sint-Pietershalsteeg.' Ze boog zich vertrouwelijk naar voren. 'Werd die psychiater met een nekschot afgemaakt?' De Cock antwoordde niet. Hij plukte aan het puntje van zijn neus. 'Vanwaar uw interesse in de moord op psychiater De Leeuw?' Lilian Kusters verschoof iets op haar stoel. 'Hannelore de Brunetière was mijn zuster.' De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'De jonge vrouw die in Huizen werd vermoord, was uw zuster?' In zijn stem trilde verwondering, vermengd met achterdocht. Lilian Kusters zuchtte. 'Mijn jongste zuster. Ze was amper vijfentwintig jaar toen die vuile schoft meende, dat zij niet langer mocht leven.' De Cock luisterde naar de formulering, maar haakte daar niet onmiddellijk op in. 'Dat verklaart,' sprak hij uiterst beminnelijk, 'nog geenszins uw interesse in de moord op psychiater De Leeuw.' Lilian Kusters keek hem strak aan. 'Zij was bij hem in behandeling.' De Cock gebaarde in haar richting. 'Heeft uw zuster Hannelore u dat verteld?' Lilian Kusters schudde haar hoofd. 'Ik had al jaren geen contact meer met Hannelore. Toen zij met die… eh, die Jean-Pierre de Brunetière in het huwelijk trad, heeft ze op zijn aanraden alle familiebanden subiet verbroken. Alleen Mariska kwam nog wel eens bij haar.' 'Wie is Mariska?' Lilian Kusters schonk hem een wrange glimlach. 'Mijn op een na jongste zuster. Ze woont in Antwerpen en is met ene Gaston Montperlier getrouwd. Een schatrijke diamantair… te rijk om mij als zijn schoonzuster te accepteren.' De Cock verborg een glimlach achter zijn hand. 'Ik begrijp uit uw woorden, dat u ook met haar geen contact meer hebt?' 'Dat klopt.' De Cock strekte zijn wijsvinger naar haar uit. 'Van wie wist u dan dat Hannelore bij psychiater De Leeuw in behandeling was?' 'Jean-Pierre heeft mij dat verteld.' 'Wanneer?' 'Gisteren.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Gisteren?' herhaalde hij verbaasd. 'Hannelore de Brunetière werd toch al een paar dagen geleden in Huizen vermoord?' Lilian Kusters knikte. 'Het is nu al meer dan een week geleden, dat men haar met een nekschot bij een oude boerderij vond.' De Cock keek haar verward aan. 'En eerst gisteren hoorde u dat Hannelore voor haar dood in behandeling was bij psychiater De Leeuw?' Lilian Kusters gebaarde met haar beide handen. 'Ik wist het niet,' riep ze geëmotioneerd. 'Ik wist niet dat ze dood was, dat iemand haar had vermoord. Jean-Pierre heeft niet de moeite genomen om mij in te lichten. Ik ben er door puur toeval achtergekomen.' 'Hoe?' Lilian Kusters zuchtte diep. 'Ik was een paar dagen naar Tenerife geweest om wat bij te kleuren. Ik doe dat altijd in het najaar. Er lag bij mijn thuiskomst naast wat post ook een stapel kranten op de deurmat. Die heb ik een dag later op mijn gemak eens doorgebladerd. In een van die kranten las ik dat de jonge vrouw die in Huizen het slachtoffer van een moord was geworden, onder geringe belangstelling was begraven.' De Cock keek haar onderzoekend aan. 'Stond er een naam bij dat bericht?' 'Nee.' 'Initialen?' 'Ook niet.' 'En?' Lilian Kusters plukte aan haar ponyhaar. 'Ik overwoog,' sprak ze zacht, 'dat het slachtoffer wel eens mijn zuster Hannelore kon zijn.' De Cock boog zich iets naar haar toe. 'Intuïtie?' Lilian Kusters snoof. 'U mag het noemen hoe u wilt,' reageerde ze plotseling fel. 'Het bericht greep mij naar de keel. Ik kon dat gevoel niet loslaten. Ik heb toen het telefoonnummer van die… eh, die Jean-Pierre de Brunetière opgevraagd en hem gebeld. Toen hoorde ik het drama.' 'Wat was uw reactie?' Het ronde gezicht van Lilian Kusters kleurde rood. 'Ik heb hem eerst zijn huid vol gescholden… gezegd dat hij nooit goed voor Hannelore had gezorgd, dat hij…' De Cock onderbrak haar opnieuw. 'Had Hannelore zich daarover wel eens bij u beklaagd?' 'Nee.' 'Hoe… eh, hoe wist u dat dan? U had al jaren geen contact meer met haar.' Lilian Kusters tikte met de toppen van haar vingers tegen haar borst. 'Dat voel je.' De Cock knikte traag. 'Intuïtie,' sprak hij gelaten. In zijn stem sloop een licht sarcasme. De ogen van Lilian Kusters schoten vuur. 'Hannelore was niet zomaar een wildvreemde vrouw met wie ik geen enkele binding had. Ze was mijn zuster!' De Cock negeerde de opmerking. 'Jean-Pierre vertelde u,' stelde hij kalm vast, 'dat Hannelore voor haar dood in behandeling was bij psychiater De Leeuw.' 'Ja.' 'Vertelde hij u ook wat haar klachten waren?' Lilian Kusters grinnikte vreugdeloos. 'Hij sprak over haar geestelijke labiliteit.' Het klonk smalend. 'Toen ik hem zei dat hij daar zelf schuld aan had, verbrak hij de verbinding.' 'Hebt u toen opnieuw contact met hem gezocht?' Lilian Kusters reageerde furieus. In haar agitatie sloeg ze met haar arm het kopje van de rand van het bureau. Het viel naast het schoteltje kletterend in scherven. 'Ik was woest,' schreeuwde ze wild. 'Die schoft liet mij niet uitpraten. Ik ben in mijn autootje gestapt en ben naar Huizen gereden.' 'Naar Jean-Pierre?' Lilian Kusters schudde haar hoofd. 'Naar de politie. Ik heb uitgelegd wie ik was. Ik heb hen gevraagd of zij de moordenaar van mijn zuster al hadden gevonden.' Ze snoof verachtelijk. 'Ze zeiden mij dat ze nog geen resultaten hadden geboekt, maar dat het onderzoek nog in volle gang was. Ik heb hen toen gezegd dat ze niet verder behoefden te zoeken.' De Cock keek haar verwonderd aan. 'Waarom niet?' Lilian Kusters kneep haar lippen op elkaar. 'Ik weet wie haar heeft vermoord.' De Cock liet zich in zijn stoel achteroverzakken en vouwde zijn handen. De oude rechercheur doorgrondde haar denkpatroon. 'Jean-Pierre de Brunetière?' vroeg hij rustig. 'Exact.' De Cock knikte begrijpend. 'En vanmorgen las u in de krant van de moord op psychiater De Leeuw?' Lilian Kusters keek naar hem op. Haar gezicht stond strak. 'Moet ik u nog zeggen,' siste ze, 'wie voor die moord verantwoordelijk is?' De Cock keek haar onbewogen aan. 'Jean-Pierre de Brunetière?' 'Exact.' 'Waarom? Ik bedoel: wat was zijn motief?' Lilian Kusters strekte haar rechterarm naar hem uit. 'Psychiater De Leeuw wist door wie en waarom Hannelore werd vermoord. Hannelore had hem dat tijdens haar behandeling tevoren reeds verteld.' De Cock reageerde niet direct. Secondenlang keek hij haar onderzoekend aan, registreerde elke expressie op haar rond gelaat. 'Intuïtie?' Lilian Küsters schudde haar hoofd. 'Verstand… een koel, klaar en nuchter vrouwenverstand.' 10 Toen De Cock de volgende morgen na een verkwikkende nachtrust rond halftien opgewekt de grote recherchekamer binnenstapte, trof hij Vledder achter zijn elektronische schrijfmachine. Uitdagend, zijn benen iets uit elkaar, bleef de oude rechercheur zwijgend naast het bureau van de jonge rechercheur staan. Vledder liet zijn rappe vingers even rusten. 'Wat is er?' vroeg hij verstoord. 'Ik mis jouw opmerking, dat ik te laat ben.' Vledder keek hem misprijzend aan. 'Ik begin eraan te wennen,' sprak hij gelaten. 'Mijn opmerkingen helpen toch niet. Je bent onverbeterlijk… in elk opzicht.' De Cock grijnsde breed. 'En dat wil ik blijven.' Vledder duimde over zijn schouder. 'Commissaris Buitendam heeft al een paar maal naar je gevraagd.' De jonge rechercheur grinnikte. 'Ook hij zal aan jouw variabele werktijden moeten wennen.' De Cock grinnikte. 'Ik denk, dat hij tot aan zijn pensionering niet aan mij gewend raakt.' 'En daarna?' De Cock plukte aan zijn neus. 'Hoop ik,' gniffelde hij, 'dat hij dierbare herinneringen aan mij bewaart.' Vledder snoof. 'Dat kan ik mij nauwelijks voorstellen.' De Cock wees naar de telefoon. 'Bel straks even met de recherche in Huizen… vraag of ze al enige vorderingen hebben gemaakt inzake hun onderzoek naar de moord op Hannelore de Brunetière… zeg hen, dat wij door de moord op psychiater Adriaan de Leeuw in Amsterdam belangstelling voor hun zaak hebben gekregen.' 'Zal ik hen de relaties vertellen, zoals wij die zien… beiden gedood door een nekschot en de mogelijkheid… of de zekerheid, dat Hannelore de Brunetière een patiënt was van psychiater De Leeuw?' De Cock knikte. 'Dat lijkt mij zinvol.' 'Zal ik hen ook het verhaal vertellen, dat Lilian Gottlieb ons gisteravond deed?' De Cock tuitte zijn lippen. 'Men zal bij de recherche in Huizen inmiddels wel weten, dat zij haar zwager Jean-Pierre van moord verdenkt. De vraag is of men tijdens het onderzoek enige grond voor die verdenking heeft gevonden. Informeer eens. Wellicht dat de recherche in Huizen aanwijzingen heeft, die wij niet kennen. Dat verhaal van Lilian Gottlieb gisteravond zat vol luchtgaten. Ik was er niet kapot van.' Vledder grinnikte. 'En dat liet je haar merken.' De Cock trok zijn gezicht strak. 'Ik geloof in vrouwelijke intuïtie. Ik heb er ook altijd rekening mee gehouden, maar er zijn grenzen.' 'Zoals bij Lilian Gottlieb.' De Cock negeerde de opmerking. 'Vraag of men er in Huizen bezwaar tegen heeft, dat wij Jean-Pierre de Brunetière verhoren. En wat mogelijk die bezwaren zijn. Ik wil hem niet zonder hun voorkennis benaderen.' 'Wil je zo'n verhoor vandaag nog doen?' De Cock knikte. 'Zo gauw mogelijk.' 'En als de recherche in Huizen geen overwegende bezwaren heeft, zal ik dan met die Jean-Pierre de Brunetière een afspraak maken… zeggen dat wij komen?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik houd van verrassingen.' De oude rechercheur liep van Vledder weg en hing zijn regenjas en hoedje aan de kapstok. 'Zat hem iets dwars?' riep hij van een afstand. 'Wie?' 'Buitendam.' Vledder trok zijn schouders op. 'Hij leek mij niet uit zijn humeur.' De jonge rechercheur stak waarschuwend zijn rechterwijsvinger omhoog. 'En verander daar nu eens niets aan.' Commissaris Buitendam zwaaide joviaal ter begroeting. 'Ik zal niet aan je vragen,' sprak hij geaffecteerd, 'of je wilt gaan zitten, dat zoek je zelf maar uit.' De Cock glimlachte. 'Ik blijf liever staan.' 'Zoals je wilt.' De Cock boog zich iets naar voren. 'Ik hoorde van collega Vledder,' sprak hij beminnelijk, 'dat u belangstelling voor mij had.' Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd. 'Niet in de persoon De Cock,' corrigeerde hij, 'maar in jouw functie als rechercheur, belast met het onderzoek naar de moord op psychiater De Leeuw.' De Cock liet zijn hoofd iets zakken. 'Daar was ik al bang voor,' sprak hij bedroefd. Commissaris Buitendam wuifde de opmerking weg. 'Ik heb je enige dagen geleden al gemeld,' ging hij onverstoord verder, 'dat ook de BVD belangstelling voor die affaire heeft. Mij bereikte het verzoek om de resultaten van jouw onderzoek aan de BVD over te dragen.' De Cocks gezicht betrok. 'In ruil waarvoor?' Buitendam reageerde verrast. 'In ruil waarvoor?' herhaalde hij. De Cock knikte. 'Voor wat, hoort wat.' 'Ik begrijp je niet.' De Cock grijnsde. 'Krijg ik de beschikking over de resultaten van hun onderzoek?' Commissaris Buitendam schudde zijn hoofd. 'Dat is niet gebruikelijk.' De Cock spreidde zijn handen. 'De BVD zal de beide ministers die bij psychiater De Leeuw in behandeling waren, inmiddels hebben verhoord. Ik wil de inhoud van die verhoren kennen.' Commissaris Buitendam slikte. 'Dat is staatsgeheim,' riep hij verontwaardigd. 'Een puur staatsgeheim. Onmiddellijk na het bekend worden van de dood van de psychiater werd het mevrouw De Leeuw verboden om… aan wie dan ook… inlichtingen over de behandeling van de twee ministers te geven. Inmiddels heeft ze de betreffende dossiers ook aan de BVD ter beschikking gesteld.' De Cock veinsde verwondering. 'En dat wist u?' Commissaris Buitendam knikte. 'Daarover is met mij overleg gepleegd.' De Cock toonde verwarring. 'En mij laat u daarbuiten?' Commissaris Buitendam verschoof iets op zijn stoel. 'Ik achtte het niet relevant.' De Cock schudde bedroefd zijn hoofd. 'In wat voor een sfeer,' verzuchtte hij, 'moet ik aan dit bureau mijn werk als rechercheur doen… met aan het hoofd een commissaris, die in een onderzoek inzake moord buitengewoon belangrijke informatie… als niet- relevant… voor mij achterhoudt?' Buitendam kwam uit zijn stoel overeind. Op zijn wangen lagen rode blosjes. Zijn neusvleugels trilden. Wild strekte hij zijn rechterhand naar de deur. 'Eruit.' De Cock ging. De beide rechercheurs reden met hun Golf vanaf de steiger achter het politiebureau naar de rijbaan van het Damrak. Vledder blikte gnuivend opzij. 'Ik zie aan je gezicht, dat het weer fout ging.' 'Ja.' 'Wat was er nu weer?' De Cock wreef met zijn hand langs zijn nek. 'Hem-bereikte-het-verzoek,' imiteerde hij de geaffecteerde spraak van commissaris Buitendam, 'om-de-resultaten-van-ons-onderzoek- aan-de-BVD-over-te-dragen.' Vledder trok zijn schouders op. 'Wat is daarop tegen?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Niets. En ik kan dat op den duur ook niet tegenhouden. Ik wilde alleen niet aan Buitendam bekennen, dat wij in feite nog geen enkel resultaat hebben geboekt, daarom vroeg ik om een contraprestatie.' Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'Dat is?' De Cock gebaarde voor zich uit. 'Ik ben er van overtuigd, dat de BVD de beide ministers die bij psychiater De Leeuw in behandeling waren, inmiddels heeft verhoord. Ik vroeg aan commissaris Buitendam in ruil voor onze informatie een afschrift van die beide verhoren.' Vledder lachte vrijuit. Het idee amuseerde hem. 'Toen werd hij woest?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Niet direct. Hij stuurde mij pas zijn kamer af toen ik hem kwalijk nam, dat hij mij niet had ingelicht omtrent het feit, dat het aan mevrouw De Leeuw verboden was om aan ons inlichtingen over de betreffende ministers te verschaffen.' 'Dat is gebeurd?' 'Ja.' 'Denk jij dat er in de verhoren van de beide ministers iets staat wat ons zou kunnen helpen?' De Cock trok een bedenkelijk gezicht. 'Alles staat of valt bij het motief. Als psychiater De Leeuw omwille van een staatsgeheim om het leven werd gebracht, dan zou de moord… naar mijn gevoel… een meer professioneel karakter hebben gehad.' 'Is een nekschot niet professioneel?' De Cock bewoog iets op zijn stoel. 'Absoluut dodelijk,' antwoordde hij licht geprikkeld. 'Maar het vergt een bijna persoonlijke benadering. Bedenk, dat de moordenaar een tijdje in de nabijheid van zijn slachtoffer heeft vertoefd.' Vledder keek hem verbaasd aan. 'Hoe kom je daarbij?' De Cock zuchtte. 'De moordenaar heeft De Leeuw,' legde hij geduldig uit, 'gedwongen of verlokt om zijn huis te verlaten en naar de walkant te gaan. Eerst daarna werd de psychiater met een nekschot omgebracht. Dat vergt tijd en risico's. Een professionele moordenaar zal zich zoveel risico's en tijd niet gunnen.' De oude rechercheur leunde achterover. 'Wat zei men in Huizen?' veranderde hij van onderwerp. Vledder bracht de Golf op de Prins Hendrikkade voor een rood stoplicht tot stilstand. 'Men kent het vermoeden van Lilian Kusters, en Jean-Pierre de Brunetière heeft geen sluitend alibi. Zijn vrouw Hannelore werd 's morgens door een vroege wandelaar, die zijn hond uitliet, op een zandpad bij een oude boerderij gevonden. De wandelaar zag dat hulp niet meer baatte. Hij liet het lijk onaangeroerd en deed persoonlijk melding van zijn vondst bij de politie. Op dat moment zat daar in het politiebureau van Huizen, opgewonden, schaars gekleed, ongeschoren en ongewassen, Jean Pierre de Brunetière en meldde de vermissing van zijn echtgenote.' 'Zo snel al?' 'Hoe bedoel je?' 'Hij moet dan vrijwel onmiddellijk na de vermissing naar de politie zijn gehold.' Vledder maakte een verontschuldigend gebaar. 'Ik heb niet gevraagd hoeveel tijd ertussen zat.' 'Heeft men hem als verdachte gekenmerkt?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Daar was volgens de recherche in Huizen geen directe aanleiding toe. Ook een uitgebreid buurtonderzoek bracht geen aanwijzingen om hem als verdachte aan te merken. Het huwelijk tussen Jean-Pierre en zijn echtgenote gold als harmonisch.' Het licht sprong op groen en Vledder reed verder. 'Dat wij een verband zagen,' ging hij verder, 'tussen de dood van Hannelore en de moord op psychiater Adriaan de Leeuw in Amsterdam, vond men in Huizen een interessante ontwikkeling.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Men wist niet, dat zij bij psychiater De Leeuw in behandeling was?' 'Blijkbaar niet. Men heeft daar niet op gezinspeeld en ik heb dat onderwerp niet aangeroerd. In ieder geval had men er geen enkel bezwaar tegen, dat wij Jean-Pierre de Brunetière over het verscheiden van zijn echtgenote verhoorden… onder voorwaarde dat…' '… wij hen,' vulde De Cock glimlachend aan, 'op de hoogte zouden brengen van de resultaten van dat verhoor.' Vledder knikte. Zijn gezicht stond ernstig. 'Ik heb wel naar de weersgesteldheid gevraagd.' 'Op het moment van de moord?' Vledder knikte opnieuw. 'Er was maanlicht… onversluierd… de gehele avond en nacht.' Ze reden met hun Golf in Huizen over de Nieuwe Bussummerweg. Er viel een lichte motregen, die tegen de voorruit kleefde en het herfstlandschap om hen heen versomberde. Vledder gebaarde voor zich uit. 'Daar verderop is 1013. Rijden we tot voor de deur?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Zoek ergens een plaatsje om te parkeren. Ik benader een huis het liefst te voet.' Toen Vledder de wagen op een stille plek tot stilstand had gebracht, stapten beiden uit en slenterden naar de oprijlaan. Het grove grind knarste onder hun schoenzolen. De jonge rechercheur blikte om zich heen. 'Heer De Brunetière,' sprak hij bewonderend, 'heeft een aardig optrekje.' De Cock reageerde niet. Voor de indrukwekkende toegangsdeur met zes zware panelen in donker merbau bleef hij staan. Rechts naast de deur was aan de witstenen gevel een groot geelkoperen schild aangebracht met daarin in zwarte, diep verzonken letters: JEAN-PIERRE DE BRUNETIERE, PROJECTONTWIKKELAAR. De Cock drukte op een bouton onder het geelkoperen naambord. In het inwendige van de villa galmde een gong. Het duurde ruim twee minuten. Toen werd de zware deur geopend door een lange slanke man, gekleed in een donkerblauwe kamerjas met links, op borsthoogte, een goudkleurig monogram. De oude rechercheur lichtte beleefd zijn hoedje. 'Mijn naam is De Cock,' sprak hij vriendelijk. 'De Cock met ceeooceekaa.' Hij duimde opzij. 'En dat is mijn collega Vledder. Wij zijn beiden rechercheur van politie, verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam.' Om de smalle lippen van de man danste een glimlach. Hij deed de deur verder open en gebaarde uitnodigend. 'Komt u binnen.' Met Vledder in zijn kielzog liep De Cock aan de man voorbij en keek toe hoe hij de deur achter zich sloot. 'U bent Jean Pierre de Brunetière?' De man knikte. 'Rechercheur De Cock… ik had u verwacht.' De oude rechercheur toonde verbazing. 'Wij hadden ons niet aangekondigd.' De man glimlachte opnieuw. 'Een vrouw had mij gewaarschuwd en gezegd dat zij u op mij zou afsturen.' 'Een vrouw?' Jean-Pierre de Brunetière knikte. 'Lilian Kusters.' 'Uw schoonzuster.' Jean-Pierre de Brunetière trok zijn schouders op. 'Ik was mij van haar bestaan niet bewust… tot zij enkele dagen na de tragische dood van mijn echtgenote bij mij op de stoep stond en zich presenteerde als een zuster van mijn vrouw.' 'U had haar voordien nooit ontmoet?' Jean-Pierre de Brunetière schudde zijn hoofd en ging de beide rechercheurs vanuit de hal voor naar een groot rechthoekig vertrek met donkere balken aan de zoldering. Ongeveer in het midden, rond een imposante schouw, stonden drie diepe, lederen fauteuils en twee middeleeuwse zetels met een hoge rugleuning. 'Neemt u plaats.' De Cock wachtte tot Jean-Pierre de Brunetière zich in een van de fauteuils had laten zakken en nam toen tegenover hem plaats. Zijn oude hoedje legde hij naast zich op de verwarmde plavuizen vloer. 'Wij condoleren u,' sprak hij vormelijk, 'met het verlies van uw vrouw. Om misverstanden te voorkomen… onze interesse in het tragische verscheiden van uw echtgenote is geen vervolg op hetgeen Lilian Kusters ons verklaarde, maar komt voort uit ons onderzoek naar de dood van psychiater De Leeuw.' Jean-Pierre de Brunetière knikte begrijpend. 'Hannelore was bij hem onder behandeling.' 'Waarvoor?' Jean-Pierre de Brunetière antwoordde niet direct. Hij staarde naar de zoldering als zocht hij naar een juiste formulering. Intussen nam De Cock hem nauwkeurig op. De oude rechercheur schatte de man op voor in de veertig. Hij had een olijfkleurige huid en diepzwart glad achterovergekamd haar. Zijn donkere ogen glansden vochtig. 'Het begon een paar maanden geleden,' sprak hij zacht. 'Hannelore werd midden in de nacht gillend wakker. Ze baadde in het zweet en haar ogen stonden groot en angstig. Ik vroeg haar wat er was. Ze zei dat ze had gedroomd… een verschrikkelijke droom over twee mensen, die voor haar ogen werden vermoord. Ik dacht aanvankelijk dat het van voorbijgaande aard was, maar de angstdromen kwamen steeds veelvuldiger terug.' 'Was er een verscheidenheid aan dromen of kwam steeds dezelfde angstdroom terug?' Jean-Pierre de Brunetière sloot even zijn ogen. 'Ik had het idee, dat het steeds dezelfde droomervaring was. De reacties van Hannelore bij het ontwaken waren ook steeds hetzelfde. In overleg met onze huisarts is zij toen in behandeling gekomen bij psychiater De Leeuw in Amsterdam.' 'Had ze baat bij die behandeling?' Jean-Pierre de Brunetière knikte traag voor zich uit. 'Hannelore werd wel iets rustiger.' De Cock stak zijn handen naar voren en drukte de vingertoppen tegen elkaar. 'Hebt u met haar wel eens over de oorzaak van die steeds terugkerende angstdromen gesproken… bestond er een relatie tussen Hannelore en de mensen, die zij voor haar ogen zag vermoorden… kon zij een beschrijving geven van de toedracht?' Jean-Pierre de Brunetière zuchtte. 'Ik had het idee, dat Hannelore zelf heel goed wist waar die angstdromen vandaan kwamen, maar om onbegrijpelijke redenen hield zij die voor mij verborgen. Ons huwelijk werd er niet beter op. Om niet steeds door haar angstdromen in mijn slaap te worden gestoord, zijn wij gescheiden gaan slapen. Dat is de reden, dat ik haar nachtelijke vlucht uit ons huis aanvankelijk niet heb bemerkt. Toen ik 's morgens haar bed onbeslapen vond en haar nergens in ons huis kon vinden, ben ik naar de politie gehold om haar vermissing te melden. Toen had men haar al gevonden.' 'Vermoord?' Jean-Pierre de Brunetière knikte. Uit zijn vochtige ogen gleed een traan. 'Afgemaakt met een nekschot.' De Cock nam een kleine pauze. 'Was Hannelore,' vroeg hij na een poosje, 'lid van de Zoekers van Osiris?' Jean-Pierre de Brunetière keek hem verwonderd aan. 'Wat is dat?' 'Een sekte.' Jean-Pierre de Brunetière maakte een weifelend gebaar. 'Niet dat ik weet. Ik bedoel: ik heb nooit gemerkt dat Hannelore lid van iets was.' 'Droeg ze een amulet?' De mond van Jean-Pierre gleed half open. 'Een amulet,' herhaalde hij toonloos. 'Een amulet. Toen men haar op dat zandpad vermoord vond, droeg ze om haar hals een ketting… een ketting met een amulet. De recherche heeft het ding aan mij gegeven. Ik had het nooit eerder bij haar gezien.' Jean-Pierre de Brunetière stond uit zijn fauteuil op en liep naar een secretaire tegen de achterwand van het vertrek. Na enkele seconden kwam hij terug en bleef voor De Cock staan. De oude rechercheur stak zijn rechterhand naar voren. Jean-Pierre de Brunetière liet de amulet met de ketting in de geopende hand glijden. Naast hem stond Vledder op en boog zich voorover. 'Isis,' hijgde hij, 'het Bloed van Isis.' 11 Vledder klapte met zijn vuist een paar maal driftig op de rand van het stuur van de Golf Het gezicht van de jonge rechercheur zag rood. 'Ik heb gelijk,' riep hij opgewonden. 'Absoluut. Jij geloofde het niet… jij had je twijfels, maar ik ben er van het begin af aan van overtuigd geweest, dat die sekte iets met de moord op Adriaan de Leeuw te maken had. Het is nu wel duidelijk… ook Hannelore de Brunetière werd door de Zoekers van Osiris vermoord.' De Cock keek hem van terzijde aan. 'En waar baseer je dat op?' vroeg hij gelaten. Vledder gebaarde wild. 'Die amulet… het Bloed van Isis. Adriaan de Leeuw droeg hem en Hannelore de Brunetière droeg hem en beiden werden bij maanlicht vermoord.' De jonge rechercheur grijnsde. 'Met een nekschot.' De Cock reageerde niet direct. Hij streek met de rug van zijn hand langs zijn droge lippen. 'Het klinkt goed,' sprak hij na een poosje. 'Je zou er een officier van justitie mee kunnen overtuigen.' Vledder beluisterde de toon. 'Jou niet?' De Cock maakte een schouderbeweging. 'Volgens Jean-Piere de Brunetière was zijn vrouw geen lid van wat voor een sekte ook. En van de Zoekers van Osiris had hij nog nooit gehoord.' Vledder liet zijn stuur even los. 'Hoe komt zijn vrouw dan aan die ketting met het Bloed van Isis?' De Cock maakte een weifelend gebaartje. 'Na de moord om haar hals gehangen?' Vledder keek hem verrast aan. 'Denk je dat?' 'Het is maar een suggestie.' Vledder schudde zijn hoofd. 'Dat geloof ik niet. Volgens mij had Hannelore de Brunetière wel degelijk iets met de Zoekers van Osiris te maken en is haar dood het gevolg van haar relatie met die sekte.' De Cock wreef zich achter in zijn nek. 'Ik hoop van niet.' 'Waarom niet?' De Cock ademde diep. 'Omdat wij dan voor het eerst in onze carrière met twee onopgeloste moorden blijven zitten.' Vledder snoof. 'Is die sekte onaantastbaar… kan die ongestraft moorden plegen?' De Cock trok een gepijnigd gezicht. 'Niet onaantastbaar,' verzuchtte hij. 'Ook een sekte zal zich aan de wet moeten houden. Maar het wordt dan voor ons wel moeilijk om tot een sluitende bewijsvoering te komen. Als de sekteleden uit geloofsovertuiging blijven zwijgen…' Vledder onderbrak hem fel. 'We kunnen die Cornelis Bervoets, de leider van de sekte in Amsterdam, toch onder druk zetten? Als Adriaan de Leeuw en Hannelore de Brunetière… om welke redenen dan ook… door of vanwege de sekte werden vermoord, dan moet hij dat toch weten… dan gebeurde dat toch onder zijn verantwoordelijkheid?' De Cock ontweek een discussie over het onderwerp. De oude rechercheur plukte peinzend aan het puntje van zijn neus. 'Heb jij die amulet van Adriaan de Leeuw al bij onze technische dienst weggehaald?' 'Nee.' 'Doe dat dan.' 'Wat wil je ermee?' 'We geven dat ding aan de sekte terug.' 'Aan de Zoekers van Osiris?' De Cock knikte. 'Cornelis Bervoets heeft er al een paar maal dringend om gevraagd en mevrouw De Leeuw heeft er geen bezwaar tegen dat de amulet aan de sekte wordt teruggegeven.' De grijze speurder pauzeerde even. 'Bovendien brengt het bezit van het Bloed van Isis voor ongelovigen slechts rampen en onheil. Het is beter, dat het niet te lang onder onze hoede blijft.' Vledder keek hem argwanend aan. 'Wat… eh, wat,' vroeg hij onzeker, 'wat probeer je mij duidelijk te maken?' De Cock glimlachte. 'Hannelore de Brunetière werd al enige dagen voor Adriaan de Leeuw vermoord… en Cornelis Bervoets heeft tot nu toe geen enkele poging ondernomen om haar Bloed van Isis op te eisen. Noch de recherche in Huizen, noch haar man wist van het bestaan van de sekte af. Bervoets had hen niet benaderd.' Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Je bedoelt te zeggen,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat als de Zoekers van Osiris… de sekte… iets met de moord op Hannelore de Brunetière in Huizen van doen had gehad… Cornelis Bervoets allang haar amulet… het Bloed van Isis had opgeëist?' De Cock knikte. 'Hij had de amulet dan al kort na de moord uit de ongelovige handen van Jean-Pierre de Brunetière teruggevorderd… volgens zijn visie… om onheil en rampen te voorkomen.' Vledder keek zijn oudere collega van opzij aan. 'Jij denkt dat de Zoekers van Osiris niets met de moord op Hannelore de Brunetière heeft te maken?' De Cock knikte opnieuw. Zijn rechterhand tastte in de zak van zijn regenjas en diepte daaruit de amulet met ketting op die Jean- Pierre de Brunetière hem had gegeven. Hij woog hem op zijn hand. 'Deze amulet is niet van goedkoop stieplood,' sprak hij zacht, 'met een laagje groen emaille. Hij heeft wel dezelfde vorm als het Bloed van Isis, die wij om de hals van Adriaan de Leeuw aantroffen, maar is qua uitvoering veel kostbaarder.' De oude rechercheur liet zijn scherpe blik over de amulet dwalen. 'Volgens mij is deze ketting van goud en de amulet van jade.' Toen de beide rechercheurs de hal van het politiebureau aan de Warmoesstraat binnenstapten, wees Jan Kusters omhoog. 'Ze is er weer.' De Cock liep op hem toe. 'Wie?' 'Die vrouw, die ten onrechte mijn naam draagt.' De Cock glimlachte. 'Je bedoelt Lilian Kusters?' De wachtcommandant trok zijn neus iets op. 'Een kleverig type… steeds nieuwe verhalen. Als je die niet resoluut van je afschudt, blijft ze je lastig vallen.' 'Heeft ze nog iets gezegd?' 'Of jij die vent al had gearresteerd!' De Cock knikte met een grijns op zijn gezicht. 'Ik weet wie ze bedoelt. Ze meent de moordenaar van haar zuster te kennen.' De oude rechercheur liep van de balie weg en nam de stenen trappen naar de tweede etage. Vledder volgde. Toen Lilian Kusters De Cock in het oog kreeg, stond ze van de bank op en liep dreunend op hem toe. 'Hebt u hem al…?' De oude rechercheur wuifde haar onafgemaakte vraag weg. 'Ik heb niemand gearresteerd,' riep hij knorrig. 'Maar hij is…' De Cock liep haar voorbij en stapte de grote recherchekamer binnen. 'Het is niet mijn gewoonte,’ riep hij, zich half omdraaiend, 'om mensen in de kraag te vatten van wie ik niet zeker ben dat zij ook werkelijk iets hebben gedaan.' Lilian Kusters trippelde achter hem aan. 'Hebt u hem gesproken?' De Cock wuifde naar de stoel naast zijn bureau. 'Ga zitten,' gebood hij streng. Lilian Kusters gehoorzaamde gewillig. De Cock hing zijn regenjas en hoedje aan de kapstok en nam achter zijn bureau plaats. 'Waarom heeft u,' vroeg hij verwijtend, 'zo'n aversie tegen uw zwager? Een man die u nauwelijks kent? Hebt u hem wel eens ontmoet?' Lilian Kusters schudde haar hoofd. 'Nooit.' 'Hoe kan dat?' Lilian Kusters verschoof iets op haar stoel. 'Na de dood van onze ouders in België zijn Hannelore en Mariska in Antwerpen ondergebracht bij een pleeggezin… rijke mensen. Die pleegouders hebben hun huwelijken gearrangeerd.' De Cock gniffelde. 'Mariska kreeg een diamantair en voor Hannelore werd een projectontwikkelaar gezocht.’ Het klonk spottend. Het gelaat van Lilian Kusters toonde geen reactie. 'Zo ongeveer.' 'Slechte huwelijken?' Lilian Kusters trok haar hoofd tussen haar schouders. 'Wat kun je van dergelijke verstandshuwelijken verwachten?' antwoordde ze ontwijkend. De Cock spreidde zijn handen. 'Hebt u iets ten nadele van Jean-Pierre de Brunetière te melden?' 'Het is een engerd.' 'Meer niet?' 'Nee.' 'Op basis waarvan zou ik die man moeten arresteren?' 'Hij heeft mijn zuster vermoord.' De Cock grinnikte vreugdeloos. 'Dat zegt uw intuïtie?' 'Precies.' 'En uw intuïtie moet ik als deugdelijk bewijsmateriaal aan de rechter voorleggen?' 'Dat is uw probleem.' De Cock zuchtte diep. 'Hoe belabberd er tegenwoordig ook met het begrip recht wordt omgesprongen… ik wil het dienen naar mijn eer en geweten. Als u buiten uw intuïtie redelijke aanwijzingen tegen Jean-Pierre de Brunetière hebt, dan zal ik die onderzoeken. Met alleen uw… eh, uw onbetwistbare intuïtie kan ik juridisch geen kant op.' Lilian Kusters kwam omhoog, trok haar beige mantel uit en ging weer zitten. 'Jean-Pierre de Brunetière,' sprak ze met een waas van geheimzinnigheid, 'is van oorsprong een Corsicaan, geboren in Ajaccio.' De Cock keek haar niet-begrijpend aan. 'Ik ben geboren op Urk.' Lilian Kusters sloot even haar beide ogen. 'Vendetta' riep ze bijna wanhopig. 'Een geboren Corsicaan accepteert de ontrouw van zijn vrouw niet.' De Cock trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Ontrouw?' vroeg hij ongelovig. Lilian Kusters knikte nadrukkelijk. 'Ze bedroog hem.' De Cock keek haar schuins aan. 'Met wie?' Lilian Kusters legde haar onderarmen op het bureau en boog zich vertrouwelijk naar voren. 'De Leeuw… die vermoorde man van de Kalkmarkt… was als psychiater niet te vertrouwen. Hij kon met zijn handen niet van een jonge, knappe vrouw afblijven… en Hannelore was een jonge, knappe vrouw.' De Cock tikte met zijn gekromde rechterwijsvinger tegen de zijkant van zijn hoofd. 'Het begint mij te dagen,' sprak hij met een zucht van opluchting. 'Hannelore de Brunetière genoot van de vrijages met psychiater De Leeuw… tot haar man dat bemerkte.' Lilian Kusters knikte nadrukkelijk. 'Daarom vermoordde hij eerst Hannelore en nam daarna wraak op de psychiater.' De Cock keek haar secondelang onderzoekend aan. 'Hoe… eh, hoe bewijs ik dat?' Lilian Kusters nam haar armen van het bureau terug. Ze stond van haar stoel op en trok haar beige mantel aan. 'Volg dat spoor,' sprak ze gedragen, 'en u ontmaskert de moordenaar.' De Cock liet zich terugzakken. Verbijsterd keek de oude rechercheur haar na, hoe ze met korte driftige pasjes de recherchekamer afliep. Na het vertrek van Lilian Kusters viel er een diepe stilte. Vledder pakte na enige tijd de stoel naast het bureau van De Cock en ging er achterstevoren op zitten. 'Ik… eh, ik vind haar suggestie helemaal zo gek niet,' opende hij voorzichtig. 'Het is heel goed mogelijk, dat Hannelore de Brunetière een verhouding had met psychiater De Leeuw.' De Cock streek met zijn vlakke hand over zijn gezicht. Tussen zijn gespreide vingers door keek hij naar Vledder. 'En dat haar man… een vurige Corsicaan… omwille van die verhouding Hannelore met een nekschot afmaakte om vervolgens zijn vurige wraak op psychiater De Leeuw te koelen?' Zijn stem droop van sarcasme. Vledder gebaarde hulpeloos. 'Het kan toch?' De Cock maakte een grimas. 'Het kan… in deze zaak kan alles. Het zou mij niets verwonderen als er nog een andere variant opduikt.' De oude rechercheur strekte zijn arm beschuldigend naar Vledder uit. 'Maar nog geen uur geleden was je er absoluut van overtuigd, dat de moordenaar van Hannelore de Brunetière en psychiater De Leeuw in de boezem van de Zoekers van Osiris moest worden gezocht.' Vledder trok een verongelijkt gezicht. 'Ook dat idee laat ik niet los.' Zijn oude mentor schudde geërgerd zijn hoofd. 'Het lijkt wel een tombola.' De Cock stond van zijn stoel op en wees naar de telefoon. 'Bel de technische dienst en zeg dat wij de amulet komen ophalen… vraag of ze voor alle zekerheid ook nog even de volumieke massa willen vaststellen.' Vledder keek hem verward aan. 'Volumieke massa?' De Cock knikte. 'Vroeger heette dat "soortelijk gewicht". Ik wil weten of de amulet massief is… louter stieplood bevat en niets anders.' 'En dan?' De Cock slenterde naar de kapstok. 'Gaan wij samen naar de tempel op de Prinsengracht.' Broeder Mycerius, in zijn rijkversierd, schitterend witte gewaad, wuifde minzaam naar een paar stoelen, die gedienstige sekteleden naast zijn zwartgelakte zetel hadden neergezet. De Cock verschoof zijn stoel tot recht voor het gezicht van de sekteleider en nam toen plaats. Uit een zak van zijn regenjas nam hij een amulet en reikte die met de ketting aan broeder Mycerius over. 'Stieplood.' Cornelis Bervoets glimlachte. 'Wij troffen hier, voor wij dit pand tot onze tempel verbouwden, een vrij grote hoeveelheid stieplood aan uit De Papieren Wereld, een drukkerij, die hier vroeger was gevestigd. Het lood laat zich gemakkelijk tot een amulet verwerken.' De Cock knikte begrijpend. 'Dragen alle leden van de Zoekers van Osiris een amulet van stieplood?' De sekteleider spreidde zijn handen. 'Het materiaal waaruit de amulet is vervaardigd, is niet belangrijk. Het is de betekenis die men aan het Bloed van Isis hecht.' De Cock schudde zijn hoofd. 'U beantwoordt mijn vraag niet,' sprak hij streng. 'Dragen alle sekteleden een amulet, die van hetzelfde materiaal is vervaardigd.' 'Inderdaad.' De Cock plukte uit het borstzakje van zijn colbert de amulet die Jean-Pierre de Brunetière hem ter beschikking had gesteld en hield hem aan de gouden ketting omhoog. De ogen van Cornelis Bervoets werden groot van verbazing. 'Hoe komt u aan dit Bloed van Isis?' De Cock maakte een vaag gebaar. 'Gevonden, om de hals van een vermoorde vrouw.' 'Hier in Nederland?' De Cock knikte. 'In Huizen.' Cornelis Bervoets stond van zijn zetel op en bekeek de amulet aandachtig. 'Dit is uniek,' sprak hij opgewonden. 'Julian Schoten was een rijke Belgische arts, die de dood-overwinnende kracht van Osiris opnieuw ontdekte. Toen hij in Zwitserland zijn eerste Zoekers van Osiris bijeenbracht, kregen ze van hem het Bloed van Isis in groene jade aan een gouden ketting.' 'Hoeveel zijn ervan?' 'Volgens onze kronieken zijn er niet meer dan vijftig van uitgegeven… in deze uitvoering. Als het geen vervalsing is, dan draagt dit Bloed van Isis ook een nummer.' De Cock keek de sekteleider onderzoekend aan. 'En aan de hand van dat nummer is de oorspronkelijke eigenaar/houder van deze amulet te achterhalen?' Cornelis Bervoets antwoordde niet. 'Hoe oud was die vermoorde vrouw?' 'Vijfentwintig jaar.' De sekteleider schudde zijn hoofd. 'Dan kan dit Bloed van Isis nooit aan haar zijn uitgegeven. Daar was zij te jong voor. Hoe luidde haar naam?' 'Hannelore de Brunetière.' Cornelis Bervoets maakte een schouderbeweging. 'Die naam is mij niet bekend.' De Cock boog zich iets naar voren. 'Eisen de Zoekers van Osiris altijd het Bloed van Isis terug… na een… eh, een ultieme loutering?' 'Zeker.' De Cock wees naar de amulet. 'Met dit Bloed van Isis uit jade moet dus iets onrechtmatigs zijn gebeurd?' Cornelis Bervoets knikte. 'Vrijwel alle uitgegeven Bloed van Isis uit jade aan een gouden ketting zijn weer in het bezit van de Zoekers van Osiris in Zwitserland. Van de leden van het eerste uur zijn er niet veel meer in leven.' De sekteleider strekte zijn hand naar de amulet uit. 'Mag ik het in bezit nemen? Dan stuur ik het op naar Zürich.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik heb het in bruikleen.' De oude rechercheur zweeg even. 'Ik weet,' ging hij plechtig verder, 'hoeveel emotionele waarde de Zoekers van Osiris aan het Bloed van Isis hechten. Ik zal oprecht proberen om de tegenwoordige eigenaar ertoe te bewegen om afstand van deze amulet te doen… onder één voorwaarde.' Cornelis Bervoets keek hem argwanend aan. 'En dat is?' 'Dat ik van u de naam krijg en het verhaal van de oorspronkelijke houder of houdster van dit Bloed van Isis.' Ze reden met een kalm gangetje van de Prinsengracht naar de Warmoesstraat terug. De Cock bekeek de amulet. 'Nummer negenendertig,' mompelde hij. 'Ik had nog niet eens gezien, dat dit Bloed van Isis was genummerd.' Vledder reageerde niet. De jonge rechercheur boog zich over het stuur en keek door de voorruit naar de hemel. 'Maanlicht.' De Cock borg de amulet weer in het borstzakje van zijn colbert. In de Warmoesstraat voor de ingang van het politiebureau was nog een parkeerplaatsje vrij. De rechercheurs stapten uit. Toen ze de hal binnenstapten, zwaaide Jan Kusters met beide armen. Het gezicht van de wachtcommandant zag rood. 'Ik… eh, ik… eh,' hakkelde hij, 'ik heb een paar jongens naar de Sint Pietershalsteeg gestuurd. Daar was een dode vrouw aangetroffen.' De mond van De Cock zakte half open. 'Vermoord?' vroeg hij hees. Jan Küsters knikte. 'De jongens gaven het net door… met een nekschot.' 12 Ze lag op haar buik. Midden op het asfalt van de smalle Sint Pietershalsteeg. Haar benen waren iets gespreid. Haar armen staken strak langs haar hoofd naar voren, eindigend in handen die in het wegdek klauwden. Haar beige mantel was op de rug iets gebold. Twee jonge dienders stonden een paar meter van haar vandaan. Achter hen, op de Voorburgwal, tolde het zwaailicht van hun surveillancewagen. De oudste diender liep op De Cock toe. Hij tikte ter begroeting tegen de rand van zijn pet. 'Ik ben hoofdagent Van den Bergh. De vrouw is vermoord. Daarover bestaat geen enkele twijfel. We hebben de meute al voor u gewaarschuwd.' De Cock knikte. 'Wie heeft haar gevonden?' Agent Van den Bergh trok zijn schouders op. 'Dat is nog onbekend. Bij de wachtcommandant kwam een anoniem telefoontje binnen, dat er een dode vrouw lag in de Sint Pietershalsteeg. Toen wij hier kwamen was er niemand. Hij wees naar de dode. 'Behalve zij dan… met een schotwond in haar nek.' De diender gebaarde om zich heen. 'We hebben in de directe nabijheid van het slachtoffer naar hulzen gezocht. Die waren er niet… althans, we hebben ze niet kunnen vinden.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik verwacht ook geen hulzen. Het wapen was een revolver.' Agent Van den Bergh keek hem verrast aan. 'Weet u dat nu al?' De Cock glimlachte. 'Dat vermoed ik.' De oude rechercheur trok de pijpen van zijn pantalon een paar centimeter omhoog en hurkte bij het slachtoffer neer. In de nek van de dode, even boven de grens van het korte blonde haar, was een inschotwond zichtbaar. De Cock pakte zijn zaklantaarn en liet het licht langs de wond glijden. Aan de wondranden ontdekte hij resten van kruitslijm. Hij keek er even naar en bewoog het licht naar de zijkant van het gelaat. Vledder boog zich over hem heen. 'Lilian Kusters,' sprak hij hees. De Cock knikte traag. Hij hield de rug van zijn rechterhand even tegen haar wang. 'Nog warm,’ sprak hij zacht. De oude rechercheur kwam met krakende knieën uit zijn gehurkte houding omhoog en duimde opzij naar de ingang van een bescheiden flatgebouw. 'De moordenaar moet haar voor de deur hebben opgewacht… of hier met haar hebben afgesproken. Ik neem aan, dat de sleutels van haar flat in haar mantelzak zitten. Haal die er uit voordat ze door de broeders van de Geneeskundige Dienst wordt afgevoerd.' 'Wat wil je er mee?' 'Straks… als we hier klaar zijn… snuffelen in haar flat.' 'Wat verwacht je daar te vinden?' De Cock scheen de vraag niet te horen. Nadenkend staarde hij voor zich uit. Ineens hurkte hij opnieuw bij de dode neer. Voorzichtig duwde hij de kraag van haar beige mantel iets terug. Onder aan haar hals ontdekte hij een gouden ketting. Hij trok die iets los, tilde het hoofd van de dode een paar centimeter omhoog en schoof de ketting voorzichtig over het blonde haar. Toen hij overeind kwam, hield hij in de holte van zijn rechterhand een groene amulet. Vledder hijgde in zijn nek. 'Het Bloed van Isis.' De Cock knikte. 'Van jade.' Met de routine van alledag had dokter Den Koninghe, de excentrieke lijkschouwer, de dood van het slachtoffer geconstateerd, had Bram van Wielingen, de fotograaf, zijn plaatjes geschoten en had Ben Kreuger, de dactyloscoop, vingerafdrukken van het lijk genomen. Toen hadden de onaangedane broeders van de Geneeskundige Dienst het ontzielde lichaam van Lilian Kusters voorzichtig op hun brancard gelegd en zacht wiegend naar hun ambulancewagen gedragen. Toen de gehele meute was vertrokken en de smalle Sint Pietershalsteeg weer stil en verlaten was, overviel De Cock een gevoel van woede en machteloosheid. De gedachte dat het leven van Lilian Kusters gevaar liep, was nooit bij hem opgekomen. Geen moment. Het was een indicatie, zo besefte hij terdege, dat hij nog niets begreep van het motief… van de zin of zinloosheid van de gepleegde moorden. Het knaagde pijnlijk aan zijn gemoed, dat hij de beschuldigingen van Lilian Kusters bij leven niet ernstig had genomen… niet ernstig genoeg… dat hij haar intuïties luchthartig had weggewuifd. Jean-Pierre de Brunetière, echtgenoot van de in Huizen vermoorde Hannelore, kwam prominent in zijn gedachten. De grijze speurder projecteerde het beeld van de man op zijn netvlies… lang, slank, met een olijfkleurige huid en donkere, vochtig glanzende ogen. Was hij bang geworden voor de aanhoudende beschuldigingen van de voor hem wildvreemde Lilian Kusters? Had hij haar daarom voor eeuwig het zwijgen opgelegd? Vledder onderbrak zijn overpeinzingen. 'Moet je nog in haar flatje kijken?' De Cock knikte traag. 'Al weet ik echt niet waarnaar ik moet zoeken,' sprak hij moedeloos. Nog in gedachten verzonken slofte de oude rechercheur voor Vledder uit over de besloten galerij. Voor het flatje van Lilian Kusters bleef hij even staan en voelde de moeheid in zijn botten sluipen. Hij keek op zijn horloge. Het was ver na middernacht. De Cock bezag de sleutelbos uit de mantelzak van Lilian Kusters en deed een keuze. Hij stak de sleutel in het slot en duwde de deur van de flat open. Vledder, schuin achter hem, grinnikte. 'Dit is voor het eerst,' gniffelde hij, 'dat ik jou een slot met een echte sleutel heb zien openmaken.' De Cock reageerde niet. Hij liet het langwerpig ovaal van zijn zaklantaarn door de kleine hal dwalen. Toen hij de schakelaar had gevonden, knipte hij het licht aan. Vanuit de hal kwamen de rechercheurs via een ruimte met een keukenblok in een smaakvol ingerichte woonkamer. De vloer was bekleed met een lichtbeige hoogpolig berbertapijt. Ongeveer in het midden van het vertrek stond een rotan zitje met gebloemde kussens en een ronde tafel met een melkkleurig glazen blad. Aan de spierwit gepleisterde wanden hingen De Cock gebruikt voor het openen van sloten gewoonlijk een apparaatje, dat hij eens, lang geleden, van zijn vriend en ex-inbreker Handige Henkie had gekregen. imitaties van schilderijen van Breitner, Renoir en Monet. De grijze speurder stak zijn neus omhoog en snoof. In het vertrek hing een zoete geur van parfum. Het versluierde voor een moment zijn denken. En plotseling gebeurde het… De Cock had moeie voeten. Ze waren er ineens, onaangekondigd. Hij trok met een van pijn vertrokken gelaat een rotanfauteuil naar zich toe en liet zich daarin zakken. Vledder keek op hem neer. 'Ga je uitrusten?' De Cock negeerde de spot. Hij leunde achterover en legde zijn voeten op het melkkleurige glas van de ronde rotantafel. Daarna boog hij zich voorover, trok de pijpen van zijn pantalon terug en bevoelde zijn kuiten. Het was alsof geniepige kleine duiveltjes uit pure boosaardigheid met duizend spelden in zijn kuiten prikten. Hij kende de pijn, die uit de holten van zijn voeten kwam, langs zijn hielen omhoogtrok en zich vastzette in zijn kuiten. Hij wist ook wat de pijn betekende. Telkens als de zaken slecht gingen, als zijn onderzoeken dreigden te verzanden en als hij het machteloze gevoel had volkomen in het duister te tasten, gaven de helse duiveltjes acte de présence. Vledder ging tegenover hem zitten en keek hem bezorgd aan. 'Zijn ze er weer… de duiveltjes?' De Cock knikte en sloot zijn ogen. Enkele minuten bleef hij zo zitten, bewegingloos en geconcentreerd. Zijn markant gezicht leek een stalen masker. Om de pijn te verdrijven zette hij zijn tanden in zijn onderlip. 'Het gaat wel weer over,' sprak hij mat. 'De pijn is nog wel te verdragen, maar de wetenschap dat wij na drie moorden en enige dagen van intensief speuren in feite nog geen stap verder zijn gekomen met ons onderzoek, bezorgt mij een angstig voorgevoel.' Vledder keek hem met een ongelovige blik aan. 'Ben je bang dat wij er niet uitkomen… dat de moordenaar ons ontglipt?' De Cock maakte een hulpeloos gebaar. 'Dat kan toch gebeuren? Hoeveel moorden blijven niet onopgelost?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Niet bij ons,' reageerde hij fel. De Cock glimlachte. Het vertrouwen van zijn jonge collega verzachtte de pijn. Hij gebaarde om zich heen. 'Kijk eens of je ergens een vorm van administratie vindt… brieven, adressen, telefoonnummers. Er zullen toch mensen zijn, met wie Lilian Kusters een relatie onderhield?' De Cock tilde zijn benen van het glazen tafelblad. De pijn in zijn kuiten trok langzaam weg. Alleen in zijn voeten bleef nog een gevoel van intense moeheid hangen. Hij hoorde hoe achter zijn rug Vledder laden van kasten opentrok. Toen hij de kracht in zijn voeten voelde terugstromen, kwam hij uit zijn fauteuil overeind en liet zijn scherpe blik door het vertrek dwalen. De grijze speurder had oog voor details. Na jaren van training ontsnapte vrijwel niets aan zijn blik. Tussen twee smalle ramen met uitzicht op de Sint Pietershalsteeg ontdekte hij een fotolijstje op een kleine tafel met een onyxblad. Hij pakte het verchroomde lijstje op en bekeek het aandachtig. Het was een amateurkiekje van een man en een vrouw, geflankeerd door vier meisjes. Links van de man stonden twee grote meisjes en rechts van de vrouw twee meisjes die beduidend jonger waren. De gezichten waren moeilijk te onderscheiden. De foto was onscherp alsof de camera tijdens de opname sterk was bewogen. Met licht trillende vingers boog De Cock aan de achterzijde de metalen klemmen van het lijstje terug. Een vreemde spanning maakte zich van hem meester. Het tintelde in de toppen van zijn vingers. Al gaven zijn hersenen geen uitsluitsel over het hoe en waarom, toch had hij het onbestemde gevoel iets belangrijks in handen te hebben. Vledder kwam naast hem staan. 'Ben je aan het slopen?' vroeg hij spottend. De Cock reageerde niet. Hij nam het kiekje uit de lijst en bekeek de achterkant. 'Wij,' las hij hardop, 'in Hove.' De Cock stapte opgewekt de grote recherchekamer binnen, hing zijn oude hoedje en regenjas aan de kapstok en liep naar zijn bureau. Vanuit de hoogte keek hij zijn jonge collega schattend aan. 'Goed geslapen?' vroeg hij vriendelijk. Vledder schudde zijn hoofd. 'Ik kon de slaap niet vatten,' sprak hij somber. 'Die ellendige zaak bleef in mijn hoofd tollen. We hebben samen toch de meest vreemde zaken onder ogen gekregen. Maar ik kan mij niet herinneren, dat wij ooit zoiets bizars hebben meegemaakt.’ De jonge rechercheur wees naar het fotootje voor zich op zijn bureau. 'Ik heb thuis alles nagekeken, maar er bestaat in ons land geen stad, dorp of gehucht met de naam Hove. Er is wel een Hoven in de gemeente Zutphen en een Op den Hoven in de gemeente Ubach over Worms.' De Cock glimlachte. 'Heb jij thuis zoveel atlassen?' Vledder negeerde de opmerking. 'Ik heb vanmorgen gebeld met het Gemeenschappelijk Administratie Kantoor. Die houden een klapper bij van elk gehucht. Maar ook daar kende men geen Hove, zoals op de achterkant van het kiekje staat.' 'Vreemd.' De jonge rechercheur keek op. 'Denk je echt dat het een plaats is?' De Cock maakte een hulpeloos gebaar. 'Hoe wil je Wij in Hove anders interpreteren?' Vledder zuchtte. 'Dat weet ik niet.' De jonge rechercheur schudde vertwijfeld zijn hoofd. 'Waarom hecht je zoveel belang aan dat idiote fotootje. Je kunt nauwelijks de gezichten van de mensen die erop staan onderscheiden… zo onscherp. Ik heb met een vergrootglas geprobeerd of de achtergrond een aanwijzing kon geven. Noppes.' De Cock tikte met de toppen van zijn vingers tegen zijn borst. 'Toch heb ik hier vanbinnen het gevoel, dat wij met dat kiekje de sleutel tot de oplossing van de moorden in handen hebben.' Vledder grinnikte vreugdeloos. 'Onzin.' De Cock wees naar het fotootje op het bureau van de jonge rechercheur. 'Een van de meisjes op dat fotootje is vermoedelijk Lilian Kusters.' 'En?' De Cock liet zich in de stoel achter zijn bureau zakken. In een gebaar van wanhoop greep hij met beide handen naar zijn hoofd. Het raderwerk van zijn denken draaide op volle toeren. Alle facetten, gesprekken, intonaties en expressies passeerden de revue. Maar het lukte hem niet om zijn gevoel dat het kiekje voor het onderzoek belangrijk was, verstandelijk te onderbouwen. Teleurgesteld liet hij het onderwerp rusten. 'Welk nummer,' vroeg hij na enige tijd, 'staat er op het Bloed van Isis, dat wij om de hals van Lilian Kusters vonden?' 'Veertig.' 'Heb je dat nummer aan Cornelis Bervoets doorgebeld?' Vledder schudde zijn hoofd. 'Ik heb het een paar maal geprobeerd, maar de sekteleider was steeds in gesprek.' 'Heb je gisteravond in haar administratie nog aanknopingspunten gevonden?' De jonge rechercheur schudde opnieuw zijn hoofd. 'Geen brieven, geen adressen, geen telefoonnummers. Alleen begrafenis- en aansprakelijkheidspolissen. Verder rekeningen… betaald en onbetaald. Daar was ook niets bij wat ons verder kan helpen.' De Cock zette zijn tanden in zijn onderlip. 'Het is toch te gek… drie moorden… en geen enkel houvast.' Vledder zuchtte. 'Zal ik de recherche in Huizen bellen en vragen of zij een afdruk van het fotootje willen… of zij weten wat Wij in Hove betekent?' Voordat De Cock kon antwoorden, rinkelde op zijn bureau de telefoon. Vledder boog zich voorover en nam de hoorn op. Hij maakte een paar aantekeningen en legde na een welgemeend 'hartelijk dank' de hoorn op het toestel terug. De Cock keek hem vragend aan. 'Wie was dat?' 'De Zoekers van Osiris.' 'Cornelis Bervoets?' Vledder knikte en boog zich over zijn aantekeningen. 'Het Bloed van Isis in jade genummerd negenendertig is kort na de oprichting van de sekte door Julian Schoten persoonlijk afgegeven aan de heer Guiseppe Gottlieb uit Zürich. Ook de vrouw van die Guiseppe Gottlieb was lid van de sekte.' De Cock streek over zijn grijze haardos. 'Vermoedelijk had zij nummer veertig.' Vledder gebaarde naar de telefoon. 'Dat heb ik niet gevraagd. Volgens Cornelis Bervoets is het echtpaar Gottlieb enige maanden na hun intrede naar België verhuisd. Verdere gegevens kon de sekteleider ons niet verschaffen.' De ogen van De Cock werden opeens groter. Een moment leek hij verlamd. Toen strekte hij zijn rechterwijsvinger naar Vledder uit. 'Lilian Kusters,' sprak hij gehaast, 'was een Gottlieb. En als Hannelore de Brunetière werkelijk haar zuster was, dan heette die ook Gottlieb.' De grijze speurder gebaarde naar de telefoon. 'Bel mijn vriend Opdenbroecke, hoofdcommissaris van de Gerechtelijke Politie in Antwerpen, en vraag of hij voor ons het adres van de diamantair Gaston Montperlier wil achterhalen.' Vledder keek hem niet-begrijpend aan. 'Wat wil je dan?' De Cock zuchtte. 'Mariska, de vrouw van Gaston Montperlier, zuster van de vermoorde Hannelore en Lilian, is vermoedelijk de enige Gottlieb van de familie, die nog in leven is.' Vledder spreidde zijn beide handen. 'We hoeven toch niet naar Antwerpen te bellen. We kunnen dat adres toch ook aan Jean-Pierre de Brunetière in Huizen vragen?' De Cock keek zijn jonge collega secondelang zwijgend aan. Toen kwam hij uit zijn stoel overeind. 'Maak voort. We gaan naar Antwerpen. Ik wil weten hoe Hannelore aan haar trauma's kwam.' 13 'Heb je genoeg benzine?' Vledder wees naar het dashboard van de Golf. 'Voor driekwart vol.' 'Redden we het daarmee?' Vledder trok nonchalant zijn schouders op. 'Dan tanken we toch ergens onderweg.' De Cock gromde. 'Ik schiet de staat niet graag iets voor,' foeterde hij. 'Zeven formulieren en drie handtekeningen en dan heb je nog je geld niet terug.' Vledder blikte opzij. 'Een tikkeltje chagrijnig?' vroeg hij grijnzend. De Cock wuifde de vraag weg. 'Ga je via Breda?' Vledder knikte. 'Utrecht, Breda. Dat is veruit het snelst.' De jonge rechercheur gniffelde. 'Met jou naast mij met dat humeur heb ik weinig lust in een toeristische route.' De Cock maakte een grimas. 'Ik zal mij beteren. Wat zei hoofdcommissaris Opdenbroecke van ons bezoek?' Vledder lachte. 'Hij had zeker tien minuten nodig om uit te leggen hoe uiterst plezierig hij het vond, dat wij weer eens naar Antwerpen kwamen.' De accolades rond de mond van De Cock dansten vrolijk. 'Geloof me… de Belgen zijn het hoffelijkste volk van Europa.' Hij zweeg even. 'Heb je het adres van Gaston Montperlier?' Vledder schudde zijn hoofd. 'De hoofdcommissaris zou het laten onderzoeken.' De Cock grijnsde. 'Waar gaan we dan heen?' Vledder gebaarde voor zich uit. 'Opdenbroecke vond het beter dat wij naar het paleis van justitie in Antwerpen kwamen. In dat gebouw is ook de gerechtelijke politie ondergebracht. Hij kon ons dan volledig informeren. Bovendien krijgen we iemand mee om de weg te wijzen.' De Cock morde. 'Ik heb liever geen pottenkijkers.' Vledder trok een verongelijkt gezicht. 'Ik kon dat aanbod van Opdenbroecke moeilijk afwijzen.' De Cock reageerde niet. Hij keek met afgrijzen naar de vehikels om zich heen. Het was razend druk op de A2 naar Utrecht. De oude rechercheur liet zich diep onderuitzakken en schoof zijn hoedje tot de rug van zijn neus. Het moderne verkeer was hem een gruwel. De grijze speurder was naar zijn gevoel minstens een eeuw te laat geboren. Zijn puriteinse ziel lag gekluisterd aan de statige trekschuit en de over idyllische landwegen voorthobbelende diligence. Na een poosje drukte hij zich weer omhoog. Het onscherpe fotootje uit de kamer van Lilian Kusters kwam terug in zijn gedachten. Hij blikte opzij. 'Waarom zocht jij "Hove" in Nederland?' Vledder keek hem verrast aan. 'Wij wonen en werken in Nederland.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Dat is geen antwoord op mijn vraag,' reageerde hij scherp. 'Volgens mij ligt er een plaatsje "Hove" in België en is het kiekje in België gemaakt.' 'Hoe kom je daarbij?' De Cock spreidde zijn handen. 'Blijkens de informatie die wij van Cornelis Bervoets hebben gekregen, zijn Guiseppe Gottlieb en zijn vrouw enige maanden na hun intrede bij de Zoekers van Osiris vanuit Zürich naar België verhuisd.' Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Jij denkt,' formuleerde hij voorzichtig, 'dat het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters het echtpaar Gottlieb en hun kinderen voorstelt?' De Cock knikte. 'Dat ligt het meest voor de hand. Waarvoor zou Lilian Kusters anders dat fotootje hebben bewaard en in een lijstje hebben gezet? Het kiekje had voor haar een sentimentele waarde. Wij in Hove… een van die kinderen op het fotootje was zij zelf.' 'Hoe bewijs je dat?' De Cock trok zijn schouders op. 'Dat is niet zo moeilijk. We vragen straks aan Opdenbroecke of hij in België een stad, dorp of gehucht kent met de naam Hove. En daarna vragen wij aan Mariska Montperlier of zij zich kan herinneren dat zij in Hove heeft gewoond.' Vledder grinnikte. 'En dan?' vroeg hij gemelijk. 'Wat schieten we ermee op als we weten, dat ene Guiseppe Gottlieb met vrouw en kinderen in een plaatsje Hove in België heeft gewoond en dat een of andere amateur daar van hen een slordig kiekje heeft gemaakt?' De Cock liet zich weer onderuitzakken. 'Roep me,' bromde hij, 'als we in Antwerpen zijn.' De heer H.J.M. Opdenbroecke, de kleine, parmantige hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie in Antwerpen schudde de beide rechercheurs hartelijk de hand. 'Goede reis gehad?' jubelde hij. De Cock keek opzij naar Vledder. 'Eben-Haezer,' sprak hij glimlachend, 'tot hiertoe heeft ons de Heer geholpen.' Opdenbroecke bood de rechercheurs een stoel aan en nam achter zijn bureau plaats. 'De heer Gaston Montperlier is, naar ik hoop, niet in opspraak gekomen?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Onze interesse gaat niet zozeer uit naar de heer Gaston Montperlier. Wij wilden graag een onderhoud met zijn echtgenote Mariska.' Hoofdcommissaris Opdenbroecke wuifde. 'De heer Gaston Montperlier staat bij ons te boek als een gerespecteerd burger.' 'En zijn vrouw?' De heer Opdenbroecke glimlachte. 'Ook niets ten nadele van haar. Mevrouw Montperlier is een lieve, zachte vrouw. Ze straalt van tederheid.' Hij boog zich iets naar voren. 'Is zij ergens bij betrokken geraakt?' De Cock zuchtte. De oude rechercheur begreep, dat hij toch iets van de achtergronden van zijn missie aan de hoofdcommissaris moest prijsgeven. 'De eigennaam van de vrouw van Gaston Montperlier,' begon hij zakelijk, 'is Gottlieb… Mariska Gottlieb. In een kort tijdsbestek zijn in Nederland twee van haar zusters om het leven gebracht.' 'Vermoord?' De Cock knikte. 'Afgemaakt met een nekschot.' 'Bent u de dader of daders al op het spoor?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik ben nog steeds op zoek naar het motief,' antwoordde hij somber. 'En dat motief hoopt u hier te vinden?' De Cock ontweek de vraag. 'Kent u in België een dorp, plaats of gehucht met de naam Hove?' Hoofdcommissaris Opdenbroecke knikte. 'Het is pal bij Antwerpen… een paar kilometer in de richting van Brussel. Een wat landelijk gebied. Wilt u daar ook heen?' De Cock antwoordde niet direct. Hij nam uit een binnenzak van zijn colbert het fotootje uit de kamer van Lilian Kusters en schoof dat over het bureau naar de heer Opdenbroecke. 'Dit is… zo neem ik aan… een kiekje van de familie Gottlieb… oorspronkelijk afkomstig uit Zürich. Op de achterkant van het kiekje staat: Wij in Hove. Het is jammer dat het fotootje zo onduidelijk is. De gezichten zijn nauwelijks te onderscheiden.' De heer Opdenbroecke knikte. 'Het is een kiekje zoals die vroeger met zo'n eenvoudig boxje werden gemaakt. Een camera obscura. Zes bij negen. Andere maten waren er niet.' De Cock wees naar het kiekje. 'Ik vermoed dat de man en de vrouw in het midden de ouders van de kinderen zijn. Ze waren lid van een sekte, de Zoekers van Osiris.' De heer Opdenbroeke glimlachte. 'Die hebben we ook in België.' De Cock negeerde de opmerking. 'Ga ik uit van de leeftijd van het kleinste meisje, dat rechts aan de zijde van de vrouw staat, dan schat ik dat het fotootje zo'n twintig jaar geleden is genomen.' De heer Opdenbroecke keek op. 'U weet hoe oud het slachtoffer was.' De Cock knikte. 'Hannelore Gottlieb was vijfentwintig jaar toen zij om het leven werd gebracht.' De heer Opdenbroecke glimlachte. 'Dan bent u,' sprak hij prijzend, 'met uw schatting niet ver van de realiteit.' De Cock ademde diep. 'Er moet in de jeugd van Hannelore… het jongste kind… iets zijn gebeurd wat zij geestelijk niet heeft kunnen verwerken. Ze leed kort voor haar dood aan trauma's en was in behandeling bij een psychiater.' De heer Opdenbroecke spreidde zijn beide handen. 'En kan die psychiater u niets vertellen?' De Cock greep met zijn handen naar zijn hoofd. 'Ook die psychiater,' verzuchtte hij, 'is dood.' Op de achterbank, in de zachte kussens van een zwartglanzende limousine van de gerechtelijke politie keken De Cock en Vledder geamuseerd om zich heen. Schitterende lanen en straten van de fraaie stad Antwerpen gleden aan hen voorbij. Hoofdcommissaris Opdenbroecke had het voor Nederlandse rechercheurs niet gepast gevonden om met een simpele Golf bij de deftige familie Montperlier voor te rijden. Met een hoffelijk gebaar had hij hen van zijn eigen dienst een wagen met chauffeur ter beschikking gesteld. 'Hij blijft op u wachten tot u uw missie bij de familie Montperlier heeft voltooid.' De Cock had hem verzekerd dat hij van de Amsterdamse politie beslist geen soortgelijke contraprestatie kon verwachten en had het aanbod willen afwijzen. Maar hoofdcommissaris Opdenbroecke had van een weigering niet willen weten. Hoewel verschillend van bouwstijl, had het huis van Gaston Montperlier de allure van een Amsterdams grachtenhuis uit de Gouden Eeuw Tot verwondering van De Cock stond de monumentale toegangsdeur wijd open. Aarzelend stapte hij naar binnen. Vledder volgde in zijn kielzog. In de ruime hal met marmeren vloeren en wanden en wulpse engeltjes aan het plafond werden de beide rechercheurs ontvangen door een keurig geklede, al iets kalende heer, die minzaam naar hen boog. De grijze speurder nam beleefd zijn hoedje af. 'Mijn naam is De Cock,' sprak hij zacht. 'De Cock met… eh, met ceeooceekaa.' Hij wenkte opzij. 'En dat is mijn jonge collega Vledder. Wij zijn rechercheurs verbonden aan het politiebureau aan de Warmoesstraat in Amsterdam. Wij hadden graag een onderhoud met mevrouw Montperlier.' De heer glimlachte. 'Ik ben Gaston,' sprak hij warm. 'Gaston Montperlier. Mijn vrouw en ik zijn op uw bezoek aan ons voorbereid. Onze goede vriend hoofdcommissaris Opdenbroecke heeft uw komst gemeld.' De Cock plukte aan zijn neus. 'Heel attent van de heer Opdenbroecke.' Gaston Montperlier knikte. 'Hij wilde niet dat wij van een plotseling bezoek van rechercheurs uit Amsterdam zouden schrikken.' 'Ik begrijp het.' Gaston Montperlier ging de beide rechercheurs zwijgend voor naar een klein, intiem vertrek, gezellig burgerlijk gemeubileerd in biedermeierstijl, en stelde hen aan zijn echtgenote voor. De Cock schatte mevrouw Montperlier op voor in de dertig. Ze droeg een nauwsluitende zwarte japon en oogde broos en kwetsbaar. Haar lange blonde haren golfden langs haar bleek, ovaal gezicht, waarin een paar helblauwe ogen glansden. Ze keek naar De Cock op. 'Behandelt u in Holland de moord op Hannelore?' vroeg ze vriendelijk. 'Zijdelings.' 'Weet u al wie haar heeft omgebracht?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Ik hoop door u wat meer begrip over de achtergronden te krijgen.' Mevrouw Montperlier zuchtte. 'Ik ben erg van haar dood geschrokken. Ik was sterk aan Hannelore gehecht… en zij aan mij. We hadden een goede band samen.' 'Dat heb ik van uw zwager vernomen.' 'Toen ik tijdens de begrafenis van Hannelore in Huizen was, ben ik al door rechercheurs ondervraagd. Het had weinig nut. Ik kon hen niet veel wijzer maken. Wat kon ik zeggen over haar dood? Ik weet niet veel meer dan dat zij gelukkig was getrouwd met Jean-Pierre de Brunetière. Een man van goede familie.' De Cock nam het fotootje uit de binnenzak van zijn colbert en liet het haar zien. 'Kent u deze mensen?' Mevrouw Montperlier schudde langzaam haar hoofd. 'Een slechte foto. De gezichten zijn nauwelijks te onderscheiden.' 'Op de achterkant van het kiekje staat: Wij in Hove. Ik heb begrepen, dat Hove niet ver van Antwerpen ligt. Kunt u zich herinneren dat u in de plaats Hove heeft gewoond?' Mevrouw Montperlier knikte. 'Toen ik klein was woonden wij daar in een grote boerderij.' 'Uw eigen naam is Gottlieb… Mariska Gottlieb?' 'Ja.' 'Hebt u nog meer broers of zusters dan Hannelore?' 'Nee.' De Cock fronste zijn wenkbrauwen. 'Lilian Gottlieb?' Mevrouw Montperlier schudde haar hoofd. 'Ik ken geen Lilian Gottlieb,' antwoordde ze beslist. De Cock verborg zijn verbazing en liet het onderwerp verder rusten. 'Leven uw ouders nog?' Mevrouw Montperlier schudde haar hoofd. 'Ik heb geen ouders meer. Ze zijn beiden in Hove begraven.' 'En in Hove gestorven?' Mevrouw Montperlier knikte. 'Gelijktijdig. Na hun dood zijn Hannelore en ik bij een pleeggezin in Antwerpen ondergebracht. Hier zijn we naar school gegaan.' Ze keek met een glimlach van vertedering naar haar man. 'En hier heb ik Gaston leren kennen.' De hersens van De Cock werkten razendsnel. 'Waaraan zijn uw ouders gestorven?' 'Bij een ongeval.' 'Een verkeersongeval?' Mevrouw Montperlier trok haar schouders op. 'Onze pleegouders hebben er nooit over gesproken en ik heb nooit naar bijzonderheden durven vragen. De dood van mijn ouders is altijd door een soort taboe omgeven.' De Cock keek haar schuins aan. 'Hebt u zich nooit afgevraagd waarom?' Mevrouw Montperlier zuchtte. 'Ik heb het idee, dat men Hannelore en mij in onze jeugd tegen de waarheid heeft willen beschermen.' 'En daarom zweeg.' 'Precies.' De Cock strekte zijn rechterwijsvinger naar haar uit. 'Hannelore,' sprak hij streng, 'leed kort voor haar dood aan trauma's. Ze was daarvoor al enige tijd in behandeling bij psychiater De Leeuw in Amsterdam. Er moet in haar jeugd iets zijn gebeurd wat haar destijds hevig heeft geschokt… een herinnering die onverwerkt is gebleven.' Mevrouw Montperlier knikte. 'Ik weet het.' 'Wat?' 'Dat Hannelore aan trauma's leed.' De Cock gebaarde ongeduldig. 'Weet u ook de oorzaak?' Mevrouw Montperlier knikte opnieuw. 'Ze… eh, ze heeft het mij verteld,' antwoordde ze aarzelend. De Cock boog zich naar haar toe. 'Wat heeft ze u verteld?' vroeg hij gehaast. Mevrouw Montperlier sloot even haar ogen. 'Hannelore had steeds dezelfde droom… een nachtmerrie, die haar kwelde… die haar niet losliet. Soms wilde ze 's avonds niet naar bed… bang dat in haar slaap de droom terugkwam.' 'Heeft zij u verteld wat zij droomde?' Mevrouw Montperlier friemelde aan de zoom van haar japon. 'In die droom werd ze 's nachts op de boerderij in Hove wakker. Het stormde buiten. Regen kletterde tegen het raam van haar kamer Ze ging haar bedje uit, trok een mantel aan over haar pyjama en liep naar de stal. Ze verzorgde daar een verstoten lammetje en ze was bang dat het jonge dier kou leed. Tot haar verwondering stond een van de staldeuren open. Ze sloop dichterbij en zag hoe twee vrouwen onze vader en moeder op de grond hielden. Er klonken twee schoten. Daarna was alles stil en slopen de vrouwen weg. Hannelore ging naar onze vader en moeder en zag en hoorde, dat beiden niet meer bewogen en niet meer luisterden.' Er viel een stilte. Het tikken van de pendule op de schoorsteenmantel klonk indringend. Het verhaal van mevrouw Montperlier had diepe indruk gemaakt. Vledder zat met gebogen hoofd en Gaston Montperlier staarde voor zich uit. Hij was de eerste die de stilte verbrak. Verwonderd keek hij zijn vrouw aan. 'Ik hoor dit verhaal voor de eerste keer,' sprak hij hees. Mevrouw Montperlier knikte. 'Ik heb Hannelore destijds beloofd om het aan niemand te vertellen. Ik vond dat het nu tijd was om niet langer te zwijgen.' De Cock wenkte om aandacht. 'Heeft Hannelore die twee vrouwen in de stal van de boerderij in Hove herkend?' Mevrouw Montperlier vouwde haar handen in haar schoot. 'Hannelore heeft altijd gezegd, dat zij de gezichten niet heeft kunnen onderscheiden.' 'En dat heeft u geloofd?' Mevrouw Montperlier stak haar gevouwen handen naar voren. 'Ik ben er altijd van uitgegaan, dat het slechts een droom was… dat het verhaal niets met de realiteit te maken had.' De Cock knikte begrijpend. 'Buiten aan u… aan wie heeft Hannelore haar… eh, haar droom verder nog verteld?' Mevrouw Montperlier maakte een verontschuldigend gebaar. 'Wellicht… wellicht aan haar psychiater.' 14 De Cock voelde zich gespannen. Hij vroeg zich af of hij alles goed had georganiseerd… of in de fuik, die hij had opgezet, niet ergens een zwakke plek zat of een scheur. Wilde hij tot een sluitende bewijsvoering komen, dan mocht er niets misgaan. Bovendien begreep hij nog niet wat er zou gaan gebeuren… hoe het precies in zijn werk ging. Een moordenaar of moordenares, zo was zijn ervaring, veranderde niet graag zijn of haar vertrouwde werkwijze. Een wurger hanteerde in de regel geen pistool en een gifmengster greep niet naar een stiletto. De Cock was er vrijwel van overtuigd, dat opnieuw voor een nekschot zou worden gekozen. Dat nekschot had hem aanvankelijk wat problemen bezorgd. Hij had zich afgevraagd of een nekschot zonder hulp van anderen kon worden toegediend. In dat geval was er niet alleen sprake van een moordenaar, maar ook van een mededader. Hij had er misdaadliteratuur op nagelezen en was tot de ontdekking gekomen, dat het zonder hulp kon. Voorwaarde was een vertrouwensrelatie en de daaraan gekoppelde argeloosheid van het slachtoffer. En dat paste in het patroon van de moorden. Onder enige morele pressie had De Cock van een bevriende hotelhouder voor een avond de beschikking gekregen over een paar kamers in een klein hotel aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam, pal bij de ingang van de IJtunnel. Het was voor hem een vertrouwde omgeving. Hij had hetzelfde hotel in het verleden al eens gebruikt voor een gepland rendez-vous dat tot de oplossing van een reeks moorden moest leiden. Door een verborgen gat in de muur keek hij in de aangrenzende kamer, die baadde in het extra licht dat hij die middag had laten aanbrengen. Mevrouw Montperlier zat op de rand van haar bed en bladerde in een magazine. Ze toonde nog geen tekenen van nervositeit en dat deed de oude speurder goed. Door de technische dienst had hij in de kamer een paar uiterst gevoelig microfoons laten monteren. En voor het eerst in zijn loopbaan maakte hij gebruik van de audiovisuele dienst met een camcorder. De enige moeilijkheid was, dat hij mevrouw Montperlier niet volledig kon beschermen. Hij had haar voorzien van een kogelvrij vest met een hoge kraag, die door een wijde mantel werd gecamoufleerd. Meer mogelijkheden had hij niet. Hij vertrouwde op de zekerheid, dat Vledder aan de andere kant van de kamer van mevrouw Montperlier de gebeurtenissen ook kon volgen. Beneden bij de receptie zat Fred Prins en buiten, nabij de toegangsdeur van het hotel, surveilleerde Appie Keizer. De beide collega-rechercheurs van bureau Warmoesstraat waren onmiddellijk bereid geweest om De Cock in nood weer eens bij te staan. De oude rechercheur dacht met enige weemoed terug aan vroeger, toen de politie nog niet de beschikking had over moderne communicatiemiddelen. In zijn jonge jaren bij de politie bezat hij als enig redmiddel een politiefluit, met als filosofie dat er binnen gehoorsafstand altijd een diender stond. Het idee bracht een glimlach om zijn lippen. De Cock schoof de mouw van zijn colbert terug en keek op zijn horloge. Het was vijf voor half negen. Hij had nog ruim een half uur. Hij verliet zijn kamer en ging de kamer van mevrouw Montperlier binnen. 'U kunt nog terug,' sprak hij vriendelijk. 'U weet dat er risico's zijn.' Mevrouw Montperlier legde haar magazine naast zich neer. 'Ik doe het voor Hannelore.' Haar stem klonk zacht. 'En zij zou het voor mij hebben gedaan.' De Cock knikte. 'U kent uw tekst?' 'Die heb ik wel duizendmaal gerepeteerd.' De Cock stak waarschuwend zijn rechterwijsvinger omhoog. 'En draai haar nooit uw rug toe.' Mevrouw Montperlier schonk hem een matte glimlach. 'Ik zal eraan denken.' Hij verliet haar kamer en ging terug naar zijn observatiepost. Hij keek opnieuw op zijn horloge. De minuten vergleden traag. Via het gat in de muur zag De Cock, dat ook mevrouw Montperlier tekenen van ongerustheid begon te vertonen. Het magazine lag gesloten op het bed. Met kleine pasjes liep ze de kamer op en neer. Haar hoofd gebogen, zodat haar lange blonde haren haar gezicht bedekten. Soms verdween ze even uit zijn gezichtsveld. Met zijn mobilofoon nam hij contact op met Vledder. De wetenschap dat die haar wel geheel kon volgen, stelde hem gerust. Appie Keizer meldde zich. 'Ze komt er aan. Gaat nu het hotel binnen. Over.' De Cock antwoordde niet. Hij wachtte op het bericht van Fred Prins, dat ze de receptie was gepasseerd. Het duurde een paar seconden. 'Ze is de trap op.' De Cock voelde hoe de spanning bezit van hem nam. Elke vezel van zijn lijf trilde. Het pulseren van zijn hart golfde in zijn hals. Door het gat in de muur zag hij haar de kamer van mevrouw Montperlier binnenkomen. De beide vrouwen stonden recht tegenover elkaar. Mevrouw Montperlier strekte haar rechterarm beschuldigend uit. Haar gezicht zag bleek. 'Jij hebt Hannelore vermoord,' sprak ze duidelijk. 'En je komt nu om mij te doden.' Een moment leek het alsof het hart van De Cock stilstond. Tot zijn verbijstering draaide mevrouw Montperlier zich om en gebaarde met de wijsvinger van haar rechterhand naar haar nek. 'Toe maar,' schreeuwde ze. 'Je weet toch hoe het moet?' Verstijfd keek de grijze speurder toe hoe de andere vrouw een revolver uit haar handtasje pakte. De verstijving duurde een fractie van een seconde. Toen stormde hij de kamer uit. Op de gang, voor hem uit, draafde Vledder. De jonge rechercheur dook naar de voeten van de vrouw. Er volgde een worsteling op de rand van de trap. Voordat De Cock hen had bereikt, rolden beiden naar beneden. Onder aan de trap bleef de vrouw bewusteloos liggen. Vledder krabbelde overeind. Zijn linkerwenkbrauw was gescheurd en bloedde hevig. Hij wees naar de bewusteloze vrouw. 'Het was op het nippertje. Als ik niet tussenbeide was gekomen, had ze haar vermoord.' De Cock hijgde na. 'Heb je haar herkend?' Vledder knikte. 'Geertruida de Leeuw.' De Cock schudde zijn hoofd. 'Gertrud Gottlieb.' 15 De Cock leunde behaaglijk achterover in zijn leren fauteuil. De oude rechercheur voelde zich voldaan en ontspannen. Het feit, dat hij weer eens een ingewikkelde moordzaak tot een goed einde had gebracht, was reden tot volle tevredenheid. Hij keek naar Dick Vledder, zijn trouwe assistent. Ook al botsten hun ideeën dikwijls, De Cock hield van zijn jonge collega. De bonte verkleuringen rond het linkeroog van de jonge rechercheur en de doorbloede pleister op zijn wenkbrauw bezorgden de grijze speurder een gevoel van wroeging. Wanneer Vledder, zo besefte hij, niet zo snel en kordaat had ingegrepen, was de chaos niet te overzien geweest. Zijn blik dwaalde naar Fred Prins en Appie Keizer voor hem op de brede bank. Ze hadden beiden niet daadwerkelijk behoeven in te grijpen. Toch was De Cock hen dankbaar… dankbaar voor de bereidwilligheid die zij steeds weer toonden om aan zijn vaak gevaarlijke acties mee te werken. Daarom had hij hen uitgenodigd voor een soort slotakkoord bij hem thuis. Fred Prins zwaaide. 'Wat ging er gisteravond mis? Plotseling zag ik Vledder met die vrouw de trap afrollen.' De Cock schudde zijn hoofd. Het moment dat mevrouw Montperlier zich omdraaide en naar haar nek wees, kwam als een schrikbeeld terug in zijn herinnering. 'Zij… zij,' stotterde hij. 'Zij hield zich niet aan onze afspraak.' 'Wie?' De Cock gebaarde heftig. De spanning van het moment trilde nog na. 'Mevrouw Montperlier,' riep hij geëmotioneerd. 'Zij had zich na enig aandringen en met goedvinden van haar echtgenoot, bereid verklaard om aan de ontmaskering van Gertrud Gottlieb mee te werken. Ik had haar een tekst in het hoofd geprent. De bedoeling was, dat zij Gertrud Gottlieb, alias mevrouw De Leeuw, tot een bekentenis zou uitlokken. Voor een zo eerlijk mogelijk proces later en om eventuele moeilijkheden met advocaten te voorkomen, had ik gezorgd voor registratie in beeld en geluid.' De Cock schudde opnieuw zijn hoofd. 'Tot mijn schrik en verbazing volgde mevrouw Montperlier een eigen tactiek en daagde Gertrud Gottlieb uit om op haar te schieten. Mijn hart stond stil.' Vledder boog zich iets naar voren. 'Hoe is het met haar?' 'Je bedoelt Gertrud Gottlieb?' 'Ja.' 'Ze ligt in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.' 'Onder bewaking?' De Cock schudde zijn hoofd. 'Dat is niet nodig. Ze kan niet ontsnappen. Bij die val van de trap heeft ze haar heup gebroken.' 'Meer niet?' De opmerking ontlokte bij De Cock een glimlach. 'Ik heb haar vanmorgen uitgebreid verhoord. Ondanks haar verwondingen leek ze opgelucht. Ze was blij dat het voorbij was.' 'Heeft ze bekend?' De Cock knikte. 'Volledig.' Vledder spreidde zijn beide handen. 'Waar begon het?' De Cock maakte een afwerend gebaar. Hij bukte zich voorover, pakte een fles verrukkelijke cognac uit het wijnrek en schonk de edele drank in fraaie diepbolle glazen. Met zichtbare vreugde hief hij zijn eigen glas, omklemde het met volle hand en liet de nectar zachtjes schommelen. 'Op de hebzucht,' proostte hij. Mevrouw De Cock, feestelijk gekleed in een zalmkleurig lederen combinatie, bracht schalen vol lekkernijen en zette die op de ronde tafel. Daarna ging ze in de fauteuil naast die van haar man zitten. 'Hebzucht?' vroeg ze niet-begrijpend. De Cock knikte. 'In de vele jaren die ik nu al in de misdaad handel, is mij gebleken, dat hebzucht mensen vaak tot moord brengt. De hang naar rijkdom… of de angst om rijkdom te verliezen… is de bron van veel kwaad.' Vledder keek hem verbaasd aan. 'Moordde mevrouw De Leeuw uit hebzucht?' De Cock nam een slok van zijn cognac. 'Ik noem haar liever Gottlieb… Gertrud Gottlieb, oudste dochter van Guiseppe Gottlieb, Zwitser, geboren in Niederweningen, niet ver van Zürich.' 'Guiseppe Gottlieb kreeg een gedegen opleiding, bekwaamde zich in het bankwezen en bereikte al op jonge leeftijd de functie van directeur. Toen hij dertig jaar was, trouwde hij met een Anne-Marie van Velzen, een Hollandse vrouw uit Haarlem. Zij schonk hem twee dochters… Gertrud en Lilian. Anne-Marie van Velzen werd niet oud. Ze stierf toen ze veertig jaar was aan kanker.' Vledder interrumpeerde. 'Waar kwamen Mariska en Hannelore dan vandaan?' De Cock lachte. 'Mijn verhaal is nog lang niet klaar. Na enige jaren hertrouwde Guiseppe Gottlieb… opnieuw met een Hollandse vrouw… Henriëtte Hofstee.' De oude rechercheur gebaarde naar Vledder. 'Daar kwamen Mariska en Hannelore vandaan. Henriëtte Hofstee was in Zürich… al voordat ze trouwde… lid van een kleine studiegroep, die zich bezighield met religie in het oude Egypte. Die groep stond onder leiding van Julian Schoten, een rijke Belgische arts. Toen hij de tijd daarvoor rijp achtte, stichtte hij de Zoekers van Osiris… een sekte, die nu wereldwijd is verspreid.' Vledder zuchtte. 'Het echtpaar Guiseppe Gottlieb en Henriëtte Hofstee,' vulde hij aan, 'werd lid van de sekte en kreeg het Bloed van Isis in jade, genummerd negenendertig en veertig.' Fred Prins keek verwonderd om zich heen. 'Wat is het Bloed van Isis?' Vledder boog zich naar hem toe. 'Een amulet,' legde hij uit, 'die een ieder, die lid van de Zoekers van Osiris wordt, krijgt uitgereikt. Die amulet dient na de dood van het sektelid weer aan de Zoekers van Osiris te worden teruggegeven.' Appie Keizer keek naar De Cock. 'Werden de kinderen van het echtpaar Gottlieb geen lid van de sekte?' De oude rechercheur schudde zijn hoofd. 'Gertrud en Lilian gingen wel mee naar de bijeenkomsten. Ze raakten volkomen vertrouwd met de gewoonten en gebruiken van de Zoekers van Osiris. Ze kenden de leer en de gedachten van een ultieme loutering door de dood.' Vledder vroeg om aandacht. 'Waarom verlieten ze Zürich?' De Cock knikte. 'Dat heb ik Gertrud gevraagd. Volgens haar trok vader Guiseppe Gottlieb zich uit zaken terug. Hij had in de loop der jaren een aanzienlijk kapitaal vergaard en was een rijk man geworden.' 'Dat was toch geen reden om uit Zürich weg te gaan?' De Cock schudde zijn hoofd. 'De directe aanleiding was de dood van Julian Schoten. Toen de oprichter van de Zoekers van Osiris stierf, werd zijn lijk naar België overgebracht en in Hove begraven. Daar was Julian Schoten geboren. Uit eerbetoon aan hun leider verhuisde Guiseppe Gottlieb met vrouw en kinderen naar België. Ze kochten een boerderij in Hove, onderhielden het graf van Julian Schoten en leidden een bescheiden boerenbestaan.' Fred Prins grinnikte. 'Ik hoor nog niets van moord…' De Cock wuifde de opmerking weg. 'Guiseppe Gottlieb,' ging hij verder, 'besprak alles met zijn beide oudste dochters… ook, dat hij en zijn vrouw het plan hadden opgevat om een groot deel van hun vermogen aan de sekte… aan de Zoekers van Osiris te vermaken.' Mevrouw De Cock knikte begrijpend. 'Toen kwam de hebzucht.' De oude rechercheur trok zijn gezicht strak. 'Gertrud en Lilian probeerden hun ouders tot andere gedachten te brengen. Dat lukte niet. Vader en moeder Gottlieb waren vastbesloten om met hun vermogen de Zoekers van Osiris te steunen.' 'Gertrud zocht naar een oplossing om dat te voorkomen. Van haar vader… bankdirecteur van oorsprong… had Gertrud enig begrip van het bankwezen verworven. Op een vrij eenvoudige wijze zag zij kans om een groot deel van het vermogen van haar ouders op haar naam over te hevelen naar een bank in Zwitserland. Gertrud en Lilian begrepen deksels goed dat het verduisteren van het kapitaal niet lang voor hun vader verborgen zou blijven. Volgens hen bestond er maar één uitweg… moord.' Fred Prins keek De Cock verschrikt aan. 'Wat een tuig.' De Cock knikte. 'Om de verdenking in de richting van de Zoekers van Osiris te leiden, besloten de zusters tot de dood door middel van een nekschot. Op deze wijze was in het verleden in Zwitserland al een sektelid op zijn eigen uitdrukkelijk verlangen tot een ultieme loutering overgegaan.' 'Gertrud wist waar haar vader een oude leger revolver bewaarde. Met behulp van Lilian lokte zij haar ouders naar de stal van hun boerderij en maakte hen met een nekschot af.' j De Cock zweeg even en leunde achterover. 'Ik heb vanmiddag,' ging hij verder, 'een uitgebreid gesprek gehad met hoofdcommissaris Opdenbroecke in Antwerpen. Hij heeft op mijn verzoek de processen-verbaal van die oude moordzaak in Hove uit het stof gehaald. Het bleek, dat men destijds ook de daders van de moord op Guiseppe Gottlieb en zijn vrouw bij de Zoekers van Osiris heeft gezocht. Gertrud en Lilian zijn geen van beiden ooit verdacht geweest.' Fred Prins boog zich iets naar voren. 'Wat is er van hen geworden?' De Cock pakte zijn glas op en nam nog een slok van zijn cognac. 'Na de begrafenis van hun ouders reisden zij naar Zwitserland, haalden het geld van de bank en deelden dat. Beiden trouwden met een Hollander. Lilian Gottlieb met Henri-Martin Kusters, een nietsnut, die in een korte tijd een groot deel van haar vermogen verbraste.' Vledder grinnikte. 'En Gertrud veranderde van naam… liet zich Geertruida Godefrood noemen en trouwde met Adriaan de Leeuw, een psychiater.' De Cock knikte. 'Een zachtaardige man, die zij tijdens een skivakantie had leren kennen.' Appie Keizer grijnsde. 'En ze leefden nog lang en gelukkig?' De Cock schudde zijn hoofd. 'De twee jongste meisjes, Hannelore en Mariska, kwamen via vrienden van het echtpaar Gottlieb terecht bij een pleeggezin in Antwerpen. Over de tragische gebeurtenis in Hove werd nooit meer gesproken. De pleegouders lieten het zelfs voorkomen alsof Hannelore en Mariska de enige kinderen van het echtpaar Gottlieb waren geweest. Over hun halfzusters Gertrud en Lilian werd nooit gesproken. Die twee waren ook totaal uit het zicht verdwenen en hebben nooit meer iets van zich laten horen.' Mevrouw De Cock knikte. 'Dat begrijp ik best.' Vledder vervolgde de uiteenzetting. 'Wat Gertrud en Lilian niet wisten,' ging hij verder, 'was dat de kleine Hannelore van de moord in de stal getuige was geweest. De kleine meid verdrong de gebeurtenis uit haar gedachten…' De Cock knikte. '… tot na bijna twintig jaar,' vulde hij aan, 'die dromen kwamen… angstdromen, waarin het gebeurde zich opnieuw afspeelde.' De oude rechercheur streek met de toppen van zijn vingers over zijn voorhoofd. 'Noodlot… de oude Grieken bogen zich al over het begrip noodlot… dat ongrijpbare, dat mensenlevens onverwachte wendingen geeft. Hannelore, getrouwd met Jean-Pierre de Brunetière in Huizen, raadpleegde een arts… vertelde van haar nachtmerries… en de arts verwees haar naar de beste psychiater die hij kende… dokter Adriaan de Leeuw in Amsterdam.' 'Mevrouw De Leeuw… Gertrud Gottlieb… las de verslagen die haar echtgenoot van de behandeling van zijn patiënte Hannelore de Brunetière maakte, en raakte in paniek toen ze ontdekte, dat haar man steeds dichter bij de oorzaak van haar trauma's kwam. Ze kende de bekwaamheden van haar man als psychiater en begreep, dat Adriaan de Leeuw na verloop van tijd het gehele droombeeld van Hannelore zou hebben ontrafeld en daarmee de waarheid van de dubbele moord in Hove zou hebben ontdekt.' Fred Prins grijnsde. 'Ze besloot opnieuw tot moord.' De Cock knikte. 'Het is jammer, dat ik aan de moord op Hannelore de Brunetière in Huizen aanvankelijk geen aandacht heb besteed. Het was louter toeval dat ik het verband ontdekte tussen haar dood en de moord op Adriaan de Leeuw.' Vledder glimlachte. 'De postnatale depressies van Melanie de Vries… ook een patiënte van De Leeuw, die Hannelore de Brunetière in de wachtkamer van de psychiater had ontmoet en van haar trauma's had verteld.' De Cock nam nog een slok van zijn cognac. 'Toen kreeg ik voor het eerst argwaan. Na ons bezoek aan Melanie de Vries vroeg ik aan mevrouw De Leeuw het behandeldossier van Hannelore de Brunetière op. Ze antwoordde: Ik-heb-geen-dossier-van- die-naam. Het-spijt-me. Ene-Hannelore-de- Brunetière-is-nooit-bij-mijn-man-in-behandeling-geweest.' De grijze speurder schudde zijn hoofd. 'Die leugen is nooit uit mijn gedachten verdwenen.' De Cock zette zijn glas neer. 'Gertrud Gottlieb vertelde mij vanmorgen, dat zij zich vanaf dat moment steeds onzekerder heeft gevoeld. Om mij te misleiden, stuurde ze haar zuster Lilian naar de Warmoesstraat met het doel om mijn aandacht te verleggen naar Jean-Pierre de Brunetière, de man van Hannelore.' De Cock plukte nadenkend aan zijn onderlip. 'Waarom zij later haar zuster Lilian vermoordde, is mij niet helemaal duidelijk geworden. Gertrud deed daar nogal vaag over. Ik vermoed dat Lilian haar heeft willen chanteren. Het is ook mogelijk, dat zij haar een te gevaarlijke getuige vond. Er zal een tweede verhoor nodig zijn om daarin klaarheid te brengen.' Vledder trok een denkrimpel in zijn voorhoofd. 'Waarom kwam zij naar dat hotel voor een ontmoeting met Mariska?' De Cock glimlachte. 'Ik was er op den duur van overtuigd geraakt, dat mevrouw De Leeuw bij de moorden was betrokken. Het fotootje uit de kamer van Lilian toonde aan, dat er buiten Hannelore, Mariska en Lilian nog een zuster moest zijn. Het vermoeden dat die vierde zuster mevrouw De Leeuw was, drong zich steeds heviger aan mij op. Het verhaal van de droom deed mij besluiten om haar uit te lokken.' 'Hoe?' 'Ik liet Mariska… mevrouw Montperlier… aan mevrouw De Leeuw een brief schrijven met het verslag van de droom van Hannelore… een verslag, dat ik liet aanvullen met een leugen… de leugen dat Hannelore in de stal wel degelijk de twee vrouwen had herkend die haar ouders ombrachten… haar oudere zusters Gertrud en Lilian.' Vledder ademde diep. 'Daar kwam ze op af.' De Cock knikte. 'Met het doel ook haar laatste zuster te vermoorden.' Fred Prins schudde vol afschuw zijn hoofd. 'Moet zo'n vrouw later… na haar straf… nog vrijkomen?' De Cock keek hem strak aan. 'Dat is een vraag voor een brede maatschappelijke discussie.' Ze zwegen geruime tijd. De oude rechercheur pakte de fles cognac en schonk nog eens in. Het gesprek werd algemener en Gertrud Gottlieb en haar moorden raakten wat op de achtergrond. Het was al vrij laat toen de gasten het huis verlieten. De Cock deed hen uitgeleide. Toen hij in de huiskamer terugkwam, zat mevrouw De Cock op een poef naast zijn fauteuil. De oude rechercheur kende het beeld en wist, dat zijn vrouw nog een paar vragen op de tong brandden. Hij ging zitten en schonk zich voor de derde maal die avond een glas cognac in. Hij blikte opzij. 'Niet tevreden?' Mevrouw De Cock schudde haar hoofd. 'Hoe kwam Gertrud aan het Bloed van Isis in jade?' De Cock trok zijn schouders op. 'Simpel… gestolen van haar ouders. Ze hing de amuletten om de hals van Hannelore en Lilian om de verdenking te werpen op de Zoekers van Osiris. Daarmee had ze al eens succes gehad.' Mevrouw De Cock knikte begrijpend. 'Dan nog iets… je hebt de hele avond niet over de BeeVeeDee gesproken. Die waren toch ook met de zaak bezig?' De Cock glimlachte. De grillige accolades langs zijn mond dansten een samba. 'Ik stap morgen,' gniffelde hij, 'naar Buitendam met een uitgebreid verslag. Nu ik de zaak heb geklaard, kan de BeeVeeDee geen kwaad meer.'